Pagina:DeVeluwe eene wandeling (Heldring & Graadt Jonckers 1845).djvu/62

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen
 

7.

 

Het plekje waar een schat gevonden was in het Mofbosch.

 

 

Een arbeider, dien wij vroegen, of er hier niet nu en dan oudheden opgedolven, en munten gevonden werden, — dat wij hem hier, waar zoo vele urnen gegraven werden, en zich dus de mare er van genoeg verspreid had, gerust konden vragen, zonder of den man verlegen te maken, of ons zelven ineen dwaas daglicht te stellen, — zeide ons, dat hij ons eene aardige ontmoeting van eenen vriend en me- dearbeider wilde verhalen.

Zij hadden, op eenen zekeren tijd, vele dagen te zamen in het Mofbosch gewerkt, om den grond eenige voeten dieper, tot nieuwe bepoting, om te arbeiden. Het toeval wilde dat hij zijnen makker op eenen dag had moeten verlaten. Den volgenden morgen wedergekomen zijnde, ziet hij een hoop steenen leggen, en zegt tegen zijnen vriend: "wat is dat ?”

Brombach zeide: "uw makker heeff gisteren eenen goe- den daggehad !”

"En wat dan ?”

"Hij groef diep en vond steenen en weder steenen, en eindelijk een kannetje dat hij opende, want het had een deksel met een lid, en toen hij het open deed vond hij er eene menigte goud- en zilverstukken in.’

Het was dezelfde man, die mij eenige jaren geleden, zoo als ik in den Gelderschen Volks-Almanak beschreef, een