Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/122

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

94 AANTEEKENINGEN HOOFDSTUK V

zijn Latijn, dan bij den toestand der Kerk te bepalen.” Sapienti sat! Zoo bestreed de liberale Boeles zijn Gereformeerde ambtsbroeders. Dat hij het de Afgescheidenen doet als in zijn boek, zal den lezer na de lectuur van blz. 19 niet verwonderen.

1) Boeles a.w. blz. 46, noot 50.

9) Boeles aw. blz. 46, 54

%) Boeles had bij de vele noten ook wel even nader in een noot mogen aangeven, wie deze Frans Balteus is. Bedoelt hij den geleerden Jezuiet Francois Balteus ?

) Economische Liedjes, uitgegeven door E. BEKKER, weduwe A. WOLFF en A. DeKEN, Tweede deel, in ’s Gravenhage bij Isaac van Cleef MDCCLXXXI.

Vgl. ook: De dweepster, derde deel biz. 96.

®) Grieven der ware gereformeerde Hervormde geloovigen, tegen het hedendaagsche Hervormd Kerkgenootschap, opengelegd en voorgedragen door mr J. H. LISMAN, te Leiden, bij L. Herdingh en Zoon, 1840.

) Volgens De Heraut, No. 2884 zou ds E. G. van Teylingen van Oostwold (Oldambt) in een causerie over de vraag: ,Waaraan is het toe te schrijven dat de Afscheiding in het Noorden zoo snelle vordering maakte ?” naar het verslag waarvan ik hier gaarne verwijs, vermits daaruit wel blijkt dat aan deze causerie degelijke oriénteering vooraf moet zijn gegaan, onder meer gezegd hebben: ,Hij (De Cock) is een voorstander van de oefenaars”. 1k zou mij liever een weinig minder absolut hebben uit gedrukt en gezegd hebben: een voorstander van oefenaars. Daarop valt niets af te dingen.

%) Handelingen, Syn, 1836, Art. 32-34; 44; 52; 56,

%) Handelingen, Syn. 1837, Verklaring enz. bldz. 73 v.v.

®) Ineen brief Doveren 3 Maart 1835 schrijft Scholte oa. aan De Cock: ,Wat het beroepen van Van der Werp als leeraar betreft, ook dit kan ik tot nog toe niet goed- keuren, het word spreken en aanhouden tijdig en ontijdig, dit kan hij nu ook doen, het Sacrament des doops bedienen, dit kunt gij doen als geordend leeraar; ik dacht bij dit stuk aan de Apostolische vermaning: ,legt niemand haastiglijk de handen op.”” Dan volgt: ,Er zal denkelijk wel geappelleerd worden en dan ben ik binnenkort weder te Groningen, dan kunnen wij over het een en ander mondeling nader spreken.”

) Uit twee brieven in ’t Archief De Cock.

%) Reformatie, 1e deel, blz. 336—348. Hoewel dit stuk geen onderteekening draagt, wordt het toch als door ds S. van Velzen geschreven geacht.

%) Vgl. Copie-boek, brief 1, 1840, van ds S. van Velzen; brief 3, 2 Dec. 1840, geschreven door Marten van Buiten, student te Appelscha: opgave van de lessen uit Franken en uit de kerkel. gesch. van het N.-T. en de tekst brief 4, 22 Dec. 1840, Dwingelo van F. A. Kok, ,predicant der Afgescheidenen te Dwingelo.”

™) Brief 71. 19 Sept. 1842, Preekverzoek ds Postma, Middelstum.

De brieven waarnaar in deze laatste bladzijden werd verwezen, bevinden zich alle ge- nummerd en naar datum in het genoemde copie-boek, een ware ,Fundgrube” voor de kennis der geschiedenis van de afgescheidene kerken in het Norden des lands van 1840—1848.

Men verwissele de hier genoemde Th. de With niet met den gesuspendeerden catechiseermeester P. de Wit, den bizonderen vriend van De Cock. P. de Wit noemt zich zelf op het titelblad van een zijner pamfletten: Ook dit nog! catechist te Wildervank.

Men vgl. over ds F. H. Uitterdik: Wumkes a.w. blz. 61-63. Zie daar: Het Leven en de Lotgevallen van F. H. Uitterdijk, Amsterdam 1863.