Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/199

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

DE COCK ALS JONG PREDIKANT GEESTESKIND DER EEUW daar koffy, en bezagen in onze terugreis een slot van de Hildenrade van den baron van Housbroek; in de heenreis zagen wij ook een vervallen klooster van de tempelheeren. 161 Vrijdag morgen stond ik op te 6¹/2 uren en na het ontbijt bezagen wij te Roermond de Christoffelkerk waar juist aflaat was in de Partiuncula. Tevens zagen wij daar de Munsterkerk. Om 10 uur vertrokken Christoph en ik naar Stevenswaart omdat hij te 2 uren moest catechiseeren. 's Nadenmiddags zijn wij aan 't visschen geweest, maar niets gevangen. Morgen zijnde zondag den 3den Augustus, zal ik, naar ons plan, hier weer preeken. Na den preek gaan wij naar Rurmond eeten, om Maandag met elkanderen hier naar Stevenswaard terug te keeren. Hier blijven wij waarschijnlijk tot Woensdag of Donderdag, gaan dan over 's Hertogen- bosch weder naar Dongen, en vertrekken van daar denkelijk den 12den Augustus. Indien het dan met weer en wind niet tegen loopt, dan zijn wij waarschijnlijk Vrijdagavond den 15den Augustus wederom 't huis, bij elkanderen. God lieve zegene daartoe uwe en mijne wegen. Geef onze Helenius een kus van mij. Wensch onze Hermannus bij gelegenheid van mijnent- wege geluk op zijn verjaringsfeest en voorders groet allen hartelijk en wel in de eerste plaats onze ouders, broeders en zusters. Nog één woord. Gij beschuldigt mij Lieve Frouwe van slofheid, nu ja, dat ik deze be- schuldiging niet somtijds verdien zal ik niet ontkennen, maar thans leefde ik toch in het stellig vertrouwen, dat gij het adres even goed wist als ik, zoo als zulks ook van agteren gebleken is. Tot dus verre kindlief kan ik nog met vreugdde op mijne reis terugzien. God zal mij hoop ik verder behoeden, dat geen naberouw mij in eenig opzicht de vreugde die ik gesmaakt heb vergallen zal. De vreugde des wederziens Lieve Frouwe zal zekerlijk groot zijn; bepaal er u echter niet te veel, niet te dikwijls bij, want dat zou u genoegen in den broeder en zuster- kring vergallen. Nu Lieve nogmaals vaarwel. Kus Helenius voor mij. Ondervindt allen Gods hoede en zegen en houdt u overtuigd, dat niemand dan gij waarder is aan hem die zich noemt uw tederlievende echtgenoot. H. de Cock. Deze brieven acht ik van groote waarde voor de karakterteekening van De Cock. Dat hij in die dagen dezelfde richting in het godsdienstig en kerkelijk leven was toegedaan, die men gematigd liberaal of ook even- goed gematigd rechtzinnig mag noemen, blijkt overduidelijk uit den eenen brief zoowel als uit den anderen. Als hij vertelt, dat hij voor zijn gastheeren en vrienden een liefdebeurt waarneemt, dan voegt hij daar geen woord aan toe over de opkomst, over den geest in deze Brabantsche gemeenten te midden van een overheer- schend roomsche bevolking, over de stemming waarin hij het Woord heeft bediend: niets, niets daarvan! In dat opzicht is de inhoud bizonder arm, terwijl daar naast valt op te merken, dat hij zeer nauwkeurig is in Afscheiding 11