Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/201

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

DE COCK ALS JONG PREDIKANT GEESTESKIND DER EEUW 163 Het gelijk der kerk zal in hem een strijder vinden, niet strijdlustig van karakter, doch eerlijk, kloek en rondborstig, die den zoozeer ongelijken kamp aangaat met open vizier in een rusting, die hem paste, en met wapenen die hij wist te gebruiken in open strijd, waarmede hij den Goliath dier dagen, die den God der slagorden Israëls hoonde, dorst te lijf te gaan, wien hij ook geduchte slagen toebracht, en die deswege nog smadelijker sprak. Het vellen van dien sterke, was niet het werk van den dienstknecht des Heeren, dezen zou den kop kunnen vermorzelen alleen de Leeuw uit Juda's stam! Midden Augustus kwam De Cock van zijn reis te Noordlaren terug en nam zijn werk weer met lust op, daarin bizonder gesteund door zijne vrouw. Mede door haar invloed droeg de prediking van De Cock reeds in deze jaren een ernstig karakter en was hij trouw in het houden der catechisatiën, in het bezoek der zieken en van de gemeente in haar geheel. Van haar zijde kon hij weinig ontvangen; over het geheel waren de leden diep onkundig, een paar uitgezonderd, die wel eens met hun predikant over de prediking spraken en zoo gaarne zouden willen dat hij meer de leer der vrije genade zou verkondigen. De jonge ,domineeske" stond deze mannen niet tegen, maar was van dezelfde meening. Ook zij miste iets in de preeken van haar man. Het onderwijs genoten van haar catechiseermeester droeg nog zijn vruchten. Zij zou zoo gaarne hooren prediken de noodzakelijkheid van de weder- geboorte en de bekeering. Juist omdat zij oordeelde dat, om getroost te leven en zalig te sterven, de kennis van ellende, verlossing en dank- baarheid noodig is, drong zij er bij haar man op aan, het Kort Begrip op de catechisatiën te gebruiken, inplaats van het vragenboekje van ds Egeling van Leiden. Zij kon niet precies zeggen wat er door haar gemist werd in De Cocks prediking, doch er ontbrak iets aan den inhoud. Zij ontving niet die onderwijzing en leering waaraan zij zoozeer behoefte had; als eene godvruchtige huisvrouw zou zij zich zoo graag door haar man in stilheid hebben laten leeren; zij behoorde wel allerminst tot die vrouwen, die altijd leeren en nimmer tot kennis der waarheid kunnen komen; ook zweeg zij niet tegenover haar man, daartoe hadden ze elkander te lief en waren te zeer getrouw tegenover elkander. Juist dáárdoor werd zij tot een rijken zegen voor haar man, en werd zij ook gezegend. Zij zou ondervinden dat het niet genoeg is, zonde te kennen en van de nood- zakelijkheid der wedergeboorte te hooren spreken en getuigen; zij zou ook door ervaring leeren dat dit het eerste, maar niet het eenigste stuk is dat gekend moet worden. De Heere heeft haar die kennis geschonken, in die ruimte gesteld, doch niet te Noordlaren. Ook dit zaad heeft den regen van boven en de warmie der zon noodig, om door te breken en tot bloesem en vruchtdragen te komen.