Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/232

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

192 DE CRISIS IN HET LEVEN VAN DE COCK EN ZIJNE VROUW In het vertrouwen verkeerende, dat UE het laatstgemelde wel zult voorkomen, teekene ik mij met achting te zijn WelEerw. Heer en Medebr.! UEldw. Medebroeder. J. van der Helm. Toen reeds kwam De Cock al eenigermate in conflict met de kerkelijke besturen, in dit geval nog slechts met een ringbroeder; hier reeds een dreigement dat straks tot een feit zal worden, als tegen het einde van '33 ds A. P. A. du Cloux, van Vierhuizen, een aanklacht tegen De Cock zal indienen bij het classikaal bestuur van Middelstum, die on- geveer op eenzelfde zaak betrekking zal hebben als waarover ds J. van der Helm tegen het einde van '31 aan De Cock schreef. Daar ligt derhalve tusschen deze beide brieven een periode van ongeveer twee jaren. Deze periode zou ik willen karakteriseeren door de dingen die daarin voorvielen saam te vatten onder het ééne begrip het voorspel van het komende conflict. Uit het schrijven van den predikant van Niekerk blijkt ons, dat De Cock reeds in den loop van het jaar '30, naar de kwalificatie daaraan door ds Van der Helm gegeven, ,,het werk van Pastor Loci" in diens gemeente was komen verrichten. Waarin heeft dat bestaan? Dit wordt door Niekerks dominee niet nader aangeduid. Wel blijkt uit dat schrijven, dat toen reeds aan leden, die tot Niekerk behoorden, door De Cock ,,on- derwijs in den godsdienst" werd gegeven in zijn gemeente te Ulrum. Derhalve nog vòòr dat De Cock Van Zuylens De eenige redding had kunnen lezen; deze toch verscheen in den loop van '31. Kan alzoo niet met volstrekte zekerheid worden vastgesteld wat voor ambtelijk werk hij te Niekerk op uitnoodiging bij den schoolonderwijzer Pietersen aldaar heeft gedaan, wel staat vast dat Van der Helm van oor- deel is, dat dit gerekend moet worden tot ,,wat den Pastor Loci behoort". Zoo mogen wij dan uit dit schrijven afleiden, dat er reeds eenige roep uitging van Ulrums predikant, dat diens werk al begeerd werd door menschen uit den omtrek. De verandering in De Cock plaatsgegrepen oefende reeds zulk een invloed uit op zijn leerwijze", dat het gerucht daaromtrent reeds buiten eigen gemeente was gekomen. Uit het stekelige van den brief uit Niekerk blijkt ook, dat wat De Cock daar in Niekerk deed een werk was waartoe hij was uitgenoodigd. Niet te driest is de veronderstelling, dat Van der Helm zich gekrenkt voelde. Het waren stellig degenen die niet tevreden waren met de ambtsvervulling van hun eigen predikant; die niet ontvingen wat zij begeerden; zulke menschen die niet werden voldaan door de prediking van Van der Helm. Wat in dit schrijven nog elementair is, zal straks in Du Cloux' aan-