Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/259

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

CORRESPONDENTIE TUSSCHEN DE GROOT EN DE COCK 213 Geest heeft, hij heeft de belofte des Heeren dat hij daardoor in alle waarheid geleid zal worden, dat deze hem zal vrijmaken en dat die in hem zal werken het willen en volbrengen naar zijn welbehagen. Dat voorts de menschelijke dwaasheid Gods Hemelgifte verdraaid en verwrongen heeft in het aannemen nu eens van het eene dan van het andere stelsel dit stem ik u gaarne toe maar zulks is niet eene be- schuldiging toepasselijk op de geloovigen maar op de ongeloovigen die slegts een gedeelte van Gods woord willen aannemen en niet het geheel, die slegts het zagte willen horen, en meermalen met de Joden roepen dat woord is hard wie kan hetzelve horen, en de oorzaak daarvan is, omdat niemand (gelijk de grote Calvijn te regt zegt) in Gods Woord rust dan door Gods geest; de natuurlijke mensch toch om met Paulus te spreken onderwerpt zich de wet Gods niet, hij kan ook niet. De oude kerk heeft dan ook niet onchristelijk maar christelijk gehandeld, gelijk de Gereformeerdde kerk erkent, met Arius en andere ketters te openbaren en tegen te staan om daartegen de eenvoudige menschen te waarschuwen opdat zij niet door hunne valsche leeringen verleid wierden, want o de Groot het geld hier eeuwige en onsterfelijke zielen! Dat voorts in de eerste drie eeuwen der Apostelen geloof hoop en liefde overvloediger waren als naderhand in verdorvener tijden, dat geloof ik van ganscher harten, maar dat kwam niet door het vermengen dulden en dragen van allerleij dwalingen door onverschilligheid omtrent de waarheid, maar door de zuiverheid in leer en door het oefenen der kerkelijke tugt, en zeker wierd toen ook wel gedagt aan Gods bepaalden raad, maar nergens werd zij tegen gesproken; de mensch wierd toen zoo niet in slaap gewiegd als nu dikwijls geschiedt op algemeene gronden van eerlijkheid en braafheid. Chrysostomus althans zeidde eens tot de gemeente van Antiochie: Hoeveel denkt gij wel dat uit deze zoo grote bevolking van meer dan 100,000 zielen zullen behouden worden? ik zal een hard woord zeggen meent gij van wel 1000; nog geen honderd. Ik meen UEd. dan nu aangetoond en bewezen te hebben dat hetgeen van Zuilen leert allesints het Christendom en op Gods Woord gegrond en met onze formulieren overeenkomstig is en dat het geensints men- schelijke vonden verwarring en schoolsche spitsvondigheden zijn waarvoor gij het verkeerdelijk houdt. God bid ik de Groot leere u door Zijnen geest dit zien erkennen en omhelzen, opdat gij in plaats van tegen hem te ijveren, met een ijver zonder verstand, gij nog eens Gods Kerk met hem moogt opbouwen, ziende en erkennende dat de menschelijke wijs- heid dwaasheid is bij God, en dat het dwaastte Gods wijzer is als het wijstte der menschen. Aan UEd.s verzoek om de hoofdzaak aan te vatten en niet over woorden te twisten meen ik door dezen voldaan te hebben en hoop dat de Heer er Zijnen zegen over gebieden moge, opdat het uitlope tot Zijne ver- heerlijking en tot uitbreiding Zijns koningrijks, en niet gelijk ik vreze tot verbittering en verwijdering. God is in dezen mijn getuige ! Ten slotte erkent gij eindelijk eene verkiezing als eene zekere leer des