Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/272

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

226 CORRESPONDENTIE TUSSCHEN DE GROOT EN DE COCK 2⁰ En even zoo is het met het woord wereld gelegen. Behalven toch dat dit woord op menigvuldige plaatsen naar deszelfs eigenlijken zin voor het gansche gebouw, de hemel en de aarde, of voor deze aarde alleen, zooals Eph. 1: 4; Hebr. 4: 13; 1 Petri 1: 2.- Joh. 5: 39; 10: 36; 11:9, 27; Jak. 2: 5 enz. genomen moet worden, gelijk het verband ontwijfelbaar aanwijst, zoo wordt het op menigvuldige plaatsen ook on- eigenlijk gebruikt voor de menschen in deze wereld, en als zoodanig gebruikt nu van de geloovigen en uitverkorenen, dan van de ongeloovigen en onwedergeborenen, gelijk het verband der plaatsen van zelve duidelijk aanwijst; ten aanzien dier eersten, wordt de Heere Jezus genoemd de Zaligmaker der wereld, en ten aanzien der laatsten wordt de Satan ge- noemd de Overste der wereld. Ten aanzien der eersten is het: God heeft zoo lief de wereld gehad, dat Hij zijn eenig geboren Zoon gegeven heeft, en ten aanzien der laatsten zegt de Heere Jezus: Ik bidde niet voor de wereld, maar voor degenen, die gij mij gegeven hebt. - Indien wij dit onderscheid niet in het oog houden dan kan het niet anders of de Bijbel moet ons onverstaanbaar en tegenstrijdig worden. Zie bv. aan de eene zijde Joh. 6: 33, 51; 8: 12; 12: 47; 14: 31. Rom. 11 : 15; 2 Cor. 5: 19; 1 Joh. 22 enz. En aan de andere zijde: Matth. 18 : 7; Joh. 12 31; 14: 17 en 27; Rom. 3: 6, 19; 1 Cor. 1: 20, 21; Efez. 2:2 enz. - - Bedenk dit onbevooroordeeld eens zelve, en laat toch het verband en de natuurlijke zin van Gods Woord, De Groot, uwe afkeerigheid ten dezen aanzien genezen. Daartoe geve de Heere Jezus zelve u oogen om te zien en een hart om te verstaan. Uw vooroordeel en afkeerigheid De Groot ten aanzien der dingen die tegen ons vleeschlijk vernuft strijden is ook op even dezelfde wijze de oorzaak van uwe zoo vreemde gedagte en uitvlugt aangaande het woord verkiezing of uitverkoren; even alsof dat woord ten aanzien van der geloovigen zekeren staat der zaligheid geheel en al kragteloos zoude zijn, omdat er Joh. 6: 70 geschreven staat: En heb ik niet u twalve uitver- koren en een uit u is een duivel. Maar bedenk het eens zelve, moet men het er dan maar op toeleggen om vonden te zoeken, en op zin noch verband letten noch passen, gelijk het met de woorden alle en wereld het geval is, dat men de eigenlijke en oneigenlijke beteekenis moet aanmerken en het verband en de samenhang in het oog houden, zoo immers is het hier ook gelegen, en dan is de zaak niet duister maar helder en klaar, indien maar niet ons verduisterd verstand dien ver- donkert en ons natuurlijk weerstrevend vernuft vonden zoekt, en Gods Woord, ook waar dat op het duidelijkste spreekt, zich onttrekt en tegenspreekt. Zoo beteekent het woord verkiezen, eigenlijk en naar den aard van het woord uit eenen gemeenen hoop het een voor het andere nemen, gelijk het gebruikt wordt Luc. 10: 42; Hand. 15: 40; Phil. 1 : 22; Hebr. 11 : 25. Voorts tot eenig ambt: gelijk dit duidelijk is Matth. 12:18; Luc. 6:13; waartoe ook de plaats behoort, die gij misbruikt om de verkiezing van