Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/278

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

ELFDE HOOFDSTUK VERDERE ONTWIKKELING IN HET LEVEN VAN HET PREDIKANTSGEZIN TE ULRUM. H OFSTEDE dan schrijft: ,,cui bonum!" Waartoe zou het dienen dat onze correspondentie in het licht kome! In zijne Gedachten toch had hij het voornaamste daarvan ook gezegd en veel beter en, zoo schrijft de hoogleeraar, wat gij denkt, weten wij immers ook, uit uw schrijven voor de pers." " Wij teekenen Januari 1834. Reeds vóór dezen datum had De Cock in geschrifte zich laten hooren. Zeker, vóór- en tegenstander kon toen reeds weten, wat hij dacht. Zijn bazuin geeft een helder geluid, direct reeds een krachtig geluid. Het eerste') geschriftje dat van zijn hand verscheen te Veendam, bij T. E. Mulder, een drukker dien hij zeker als een geest- verwant had leeren kennen, was niet anders dan de bezorging van Kort Begrip der Christelijke Religie voor hen, die zich willen begeven tot des Heeren Heilig Avondmaal. Evenwel deze uitgave werd door hem vermeerderd met eene voorrede, een voorbereidend hoofdstuk, uitgedrukte schriftuurplaatsen en eene aan- wijzing van onze formulieren van eenheid en Liturgie achter onze bijbels en kerkboeken geplaatst, benevens de artikelen van de Dordsche Synode, doch die op de waarheden hier verhandelt, regtstreeks of van ter zijde betrekking hebben, welke formulieren geheel en al in alles op Gods Woord gegrond en met Gods Woord bewezen zijn. Hofstede heeft gelijk. Uit De Cocks schrijven voor de pers kan ieder weten, wat hij denkt; uit dezen eigenaardigen en langen ondertitel kan ook ieder weten, wat hij wil. Geen snorkend manifest deed hij hooren; geen langdradig en daardoor vaag getuigenis liet hij uitgaan; geen program van actie werd door hem opgesteld en bekend gemaakt; klaar en met weinig woorden maant hij terug te keeren tot de Wet en de Getuigenis, tot Gods Woord. Wat Kuyper vijftig jaar later zal zeggen bij de