Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/336

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

286 STEUN GEZOCHT EN GEVONDEN de gedachte aan de vijanden en zit bedroefd en treurig voor zijn tafel neder bij het lezen van de lasteringen der slagorden des Allerhoogsten; hoewel de Heere nog nooit heeft toegelaten dat de vijanden die vrees konden bemerken. Genoeg nu van mij zelf; voor eenige weken is er weder in mijne nabuurschap doch niet in de ring een academievriend van mij bevestigd die getrouw de waarheid verkondigd Ds Meerburg te Almkerk; ook is in mijne ring te Veen beroepen een getrouwen en krachtigen broeder, met wien ik deeze zoomer kennis heb gemaakt voor de eeuwigheid Ds van Rhee thans te Bekerke bij Middelburg. Nu nog iets betrekkelijk de voorgestelde vragen. Aanzoek om te doopen uit andere gemeente heb ik tot nog toe niet gehad, en tot nog toe zou ik er nog geen moed toe hebben, om dat ik op grond van Gods Woord nog niet duidelijk zie, dat men in eene ge- meente waar men lid van is, en blijft ook niet zijne kinderen zou kunnen doen doopen, zoolang namelijk de vragen van het formulier ongeschonden blijven; door het antwoorden op die vragen toont doch de Doopheffer openbaar dat zijne belijdenis lijnrecht tegenover de leer van de leugen- propheten staat, en dus ook in de Christelijke kerk aldaar geleerd word hetgeen de vragen behelzen; mij dunkt dat als men niet meer zijn kind in eene gemeente kan doen doopen men ook niet langer lid van dezelve kan blijven, maar zijn attestatie moet opvragen en daar brengen waar Gods Woord zuiver gepredikt en de Sacramenten na de instelling van Christus bediend worden, en dan loopt een getrouw predikant geen ge- vaar om bedrogen te worden, en dit komt naar mijn inzien ook overeen met de door u aangevoerde plaats 2 Cor. 6 vs 14-18. De Paapsche doop gaat niet verzeld door de belijdenis van den Doop- heffer, maar wel met besmering en duivelbezwering en kan dus niet gelijk gesteld worden met de doop in onze vervalle kerk; en toch her- doopen wij niet die in de Paapsche kerk gedoopt, naderhand door God bekeerd tot ons overkomen en ik twijfel ook zeer of Knox pag. 286 wel na waarheid over Jacobus en Paulus oordeeld. Gij moet echter over zulke zaken niet met Ds Molenaar te rade gaan, ik ken hem persoonlijk, hij is zoo bang als een wezel, getuige hiervan zijn adres zoo heimelijk en door omwegen aan den uitgever bezorgd en in de aanhef van dat adres zijne verloochening van Gods volk, en in zijne preeken zijn plooijen naar de smaak der wereld, vooral als de Koning in de kerk is en in zijne standplaats zijne gemeenschap met openbare Baälspriesters. De Kerkelijke tucht is noodzakelijk omdat ze naar Gods Woord en onze belijdenis mede een kenteken is van de ware kerk, en zooveel in mij is houd ik er in de mogenheden des Heeren de hand aan, in mijne gemeente is eene vrouw die jaren lang in onwettige gemeenschap ge- leefd heeft, en geene belijdenis van schuld wil doen onder kerkelijke censuur; een kind van ouders waarvan geen van beiden lidmaat was heb ik geweigerd te doopen, tenzij de mans moeder die in eene andere gemeente woonde en onbesproken in leer en wandel was overkwam en het kind als het hare ten doop hief nadat de natuurlijke ouders de open-