Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/396

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

338 INSTEMMING MET DE ACTIE VAN DE COCK

op onze knieën, des Donderdags- en Zaterdagsavonds, voor onze diep gezonkene kerk in ons zuchtend Vaderland aan den Heere op te dragen”, dan worden er ook bizonder voor u, zoo meldt hij, smeekingen tot den troon der genade opgezonden, om ondersteuning, standvastigheid en de zalige vertroosting Gods.

In deze zelfde week van Februari schreef hem een dame uit Gelderland, omdat er sedert eenigen tijd in haar omgeving de wonderlijkste en tegen- strijdigste geruchten in omloop waren aangaande de verdrukkingen die De Cock had te verduren tengevolge van „het uitgeven, van zijn vrij- moedig schrijven tegen de godslasterlijke schriften van de beide predi- kanten. Velen hebben bij haar ter stede zijne vrijmoedige Verdediging met overeenstemming en innige blijdschap gelezen, dankende den Heere dat het Hem heeft behaagd een Dienaar te verwekken, en uit te rusten met de vrijmoedigheid en de kracht zijn stem te verheffen tegen den logengeest, die de geheele Nederlandsche kerk vervult” Deze dame blijkt goed op de hoogte te zijn en zich te houden. De „Nederlandsche Gere- formeerde Kerk bestaat niet meer. De Synode van Dordrecht is opgelost, de formulieren van Eenheid zijn krachteloos gemaakt en ieder Baäls- priester geregtigd, om naar het goeddunken zijner harten, de leere der waarheid, die naar Gods onfeilbaar Woord is, te verbasteren, te ont- zenuwen, te verknoeien en te vernietigen, getuige hiervan het onlangs uitgekomene geschrift van Hofstede de Groot.”

Den vier en twintigsten van dezelfde maand schreef hem een broeder uit Zuid-Holland. In het archief De Cock berust nog in originale de laatste bladzijde van dezen brief die eigenhandig geschreven werd en afkomstig is van dr A. Capadose. „Neen, aldus Capadose, „gij zult dus van God getroost en verkwikt naar den inwendigen mensch, geen troost- woord van menschen behoeven, maar schrijven moest ik; de liefde drong mij; en nu mag en kan ik niet langer wederstaan, de aandrijvinge die ik weet dat zij van boven is en mij geene ruste laat, vóór dat ik u, als van verre de broederhand toegereikt heb en u, van mijne oprechte broederlijke liefde en samenstemming des harten verzekerd heb.” Lang was hij met De Cock werkzaam geweest; „toen kwam het werkje uit, en ik moet oprecht zijn, ja kan niet anders, zoo mij de Heere die genade op mijne bede schenken wil. De titel vond ik te hard en de stijl van het werk zelve, wat slordig; maar o, bij die kleine bedenkingen vond ik daarentegen de dierbare waarheid, gelijk die in onze, door God gerefor- meerde kerk geleerd en beleden werd en ik zag in u eenen geliefden broeder, die als een getrouwe wachter op de muren van Jeruzalem voor de eer van uwen gezegenden Koning de genade hebt te strijden.” Doch Capadose zag met den zegen op De Cocks werk ook de verdrukkinge. O mijne lieve broeder! zij zij u welkom! In den zelfden brief deelt hij