Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/410

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

NEGENTIENDE HOOFDSTUK

DE COCK ACTIEF, HOEWEL GESCHORST.

eene smeekschrift na het andere werd door hem opgesteld en namens

den kerkeraad gezonden aan burgerlijke en kerkelijke besturen; ze werden in originale gezonden en in copie door hem overgeschreven tot bewaring; maar hij onthield zich streng van prediken, hoewel hij zijne gemeente druk bezocht. Het meeste gerucht maakte in dezen schorsingstijd een geschrift, door den „berichtgever” een schotschrift, een schimpschrift geheeten; een werkje getiteld: De Evangelische gezangen getoetst en gewogen en te ligt bevonden door JacoBus KLok, verwer en koopman te Delfzijl, Groningen 1834.

Overbekend is eene tirade uit dit geschrift, volgens de kenschetsing van dr J. C. Rullmann in een barbaarsche taal en stijl geschreven, waarin de evangelische gezangen verklaard worden voor „strijdig met Gods woord ; een Gode onbehagelend getier; een te zamen geflanste Alcoran, waarin de tot zaligheid noodige waarheid uit blindheid of trouweloosheid is verzwegen; een geheel van 192 Sirenische Minneliederen, geschikt om de Hervormden, al zingende, van de zaligmakende leer af te trekken en eene valsche leugenleer in te voeren.’ In schier alle geschriften die het voorspel van de afzetting en de Afscheiding zelf beschrijven, zijn deze weinig gekuischte woorden, de vertolking van betere gedachten, te lezen.

Wat wil Klok zeggen ? Welke is zijne bedoeling? Waartegen wil hij waar- schuwen ? Hij wil zeggen dat de inhoud der gezangen niet de gezonde ge- dachten van de hem dierbare gereformeerde leer vertolken. Hij bedoelt er op te wijzen, dat de gereformeerde waarheid in de gezangen te veel zoek is en daarom, wijl hem de Hervormden lief zijn, moet hij ze waarschuwen.

En dat is De Cock geheel met hem eens. Daar aan dezen de tijd ontbrak om zelf te schrijven, ook om rustig deze aangelegenheid te bestudeeren, begon hij al vast deze poging te steunen. Later, na zijn

TD) COCK dan zat niet stil gedurende den tijd zijner schorsing ; het