Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/413

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

DE COCK ACTIEF, HOEWEL GESCHORST 353


ontzetting uit het ambt, als hij in de gevangenis tijd tot onderzoek zal hebben, dan zal hij zelf ook over de gezangen schrijven. De kerkeraad had na de vertimmering reeds besloten de evangelische gezangen niet meer bij de godsdienstoefening in het midden der gemeente te gebruiken. Bij J. H. Bolt, een van zijn drukkers, gaf hij later een geschriftje tegen de gezangen uit, waarvan de tegenstander aan dr Gieseler schreef, dat toon en inhoud opgemaakt konden worden reeds uit den titel zelf: De zoogenaamde Evangelische gezangen, de oogappel der vervoerde en verleide menigte in de Synodaal Hervormde kerk, ja zelfs nog van sommige van Gods kinderen uit blindheid, en omdat zij dronken geworden zijn door den wijn harer hoererijen, nader nog getoetst, gewogen en te ligt bevonden, ja strijdig met al onze Formulieren van Eenigheid en Gods Woord, door H. pe Cock geref. leeraar onder het kruis, om Jezus Christus’ wil, van Ulrum.

Aleer De Cock door het provinciaal bestuur voor den tijd van twee jaar zoude worden geschorst, met verlies van traktement, werd hem door den ons reeds bekenden secretaris, ds M. Cremer Jz, geraden een stukje van Maria Hoogendorp over de gezangen te lezen; wat hij ook heeft ge- daan. Dit vlugschriftje was pas bij C.C. van der Hoek te Leiden verschenen onder den titel: De Evangelische gezangen, getoetst aan den Bijbel en de formulieren van eenigheid der Hervormde kerk. Mede daaraan is te danken, dat hij zelf nu over deze materie een geschrift gaat uitgeven, dat ook nu nog, naast zijn historische waarde, van beteekenis is ter toetsing van de leerstellige bezwaren ingebracht tegen den inhoud van zoovele gezangen uit den bundel toenmaals in de Hervormde kerk naast de Psalmen ten gebruike ingevoerd en onder anderen door het provinciaal kerkbestuur van Groningen verplichtend gesteld.

Leest men in bijna alle geschiedwerken die het geschrift van Jacobus Klok noemen de geïncrimineerde woorden boven aangehaald, dan mag daarnaast wel herinnerd worden wat een graaf Dirk van Hogendorp over des verwers boekje aan De Cock schreef en hoe hij zelf stond tegenover het gebruik der Evangelische gezangen bij de godsdienstoefening. Van Hogendorp erkent dan, „dat die verwer een groot inzicht van God in die gezangen heeft verkregen”

Het is haast niet te begrijpen, hoe in de Bewegingen in de Nederlandsche Hervormde Kerk kon bericht worden, dat na het verschijnen van De Cocks Schaapskooi een heirleger van blauwboekjes door hem en zijn aanhang werden geschreven. Een blauwboekje toch is een geschrift dat niet onder eigen naam geschreven wordt. Nu was het voor Van Hogendorp juist onbegrijpelijk dat De Cock zijn hulp en naam leende bij het uitgeven van allerlei geschriftjes van ongeletterden. In den loop van het jaar ’33 reeds

schreef hij een voorrede in de : Hartelijke toespraak aan het Nederlandsche Afscheiding 23