Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/434

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

372 HET VONNIS VERZWAARD dies buiten kracht diende te worden gesteld. Dit hielp; hem werd bericht, dat genoemd bestuur van oordeel was, dat er een nader onderzoek moest plaats hebben, en dat daartoe eene commissie was benoemd. Na drie dagen schreef hij dan ook dat hem dit bericht aangenaam was; immers het had hem bedroefd en zijn verontwaardiging wakker geroepen dat zijne schorsing reeds weken had geduurd, zonder dat hij nader was gehoord of van eenig vergrijp overtuigd. In dit tweede schrijven wijst hij er op, dat in zijn gemeente o.a. de catechisatiën bizonder trouw werden bezocht, en boven alle gemeenten in bloei waren, en nu door slechts zes of zeven werden bezocht, die er anders juist geen gebruik van maakten. Nogmaals verzoekt hij uit naam van heel de gemeente dat de schorsing worde opgeheven.

Intusschen schreef hij onderscheiden werkjes, en werden andere met zijn steun en hulp uitgegeven. Van elk dezer werkjes zond hij achtereen- volgens een exemplaar aan den Koning; tevens zond hij daarbij een brief aan Zijne Majesteit.

De Koning wordt door hem op de hoogte gebracht omtrent de bewe- gingen in de provincie Groningen; hij verzwijgt niet dat het gerucht gaat dat de schoolopzieners in Groningen onderling hebben besloten om den jeugdigen ondermeester, die het op zijn verzoek heeft gewaagd om de godonteerende dwalingen door een zeker blauwboekje, den Koning door De Cock toegezonden, verspreid, te wederspreken, geen plaats te geven in hunne districten. Verder deelt hij mede, dat de rechtbank van Appingedam lieden uit Wetsing en Sauwert, wegens eene godsdienstige samenkomst veroordeeld hebben tot eene boete van vijftig gulden, en dat dit minstens de vierde maal is dat menschen om het uitoefenen van hun godsdienst door deze rechtbank zijn veroordeeld geworden, behalve de gevallen dat dit gebeurd is ook door die van Groningen en Winschoten. Bij die gelegenheid, zoo bericht hij den Koning, „dorst de officier van deze rechtbank Sevenstern, een roomsche, zoo verre uitslaan, dat hij openlijk zeide: „dat het te wenschen ware, dat men de aanvoerders dier zaken en de hoofden dier bijeenkomsten aan het lijf mogte straffen”, De Koning bescherme en handhave toch de ware gereformeerden, zoo zullen die hem eeren als een voedsterheer der kerk !”

Den elfden April daaropvolgende wendde hij zich weer per brief tot den Koning en bood dien vier werkjes aan. Hij is thans door het pro- vinciaal kerkbestuur geschorst voor twee jaren met verlies van traktement. Alzoo verzwaring van de straf! De Koning wete, dat hij had voorzien in lijden en verdrukking te zullen komen. De praeses van 't provinciaal kerkbestuur, de bekende ds Hendriksz, had bij de mededeeling van dit vonnis dit zoo uitgelegd, dat ’t bestuur deze tweejarige schorsing ver- volgens ook zou kunnen laten voortduren. En waarom is zijn straf