Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/44

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
 


TWEEDE HOOFDSTUK

 

HET HANDSCHRIFT NAAR CORRESPONDENTIE MET EN DOOR DEN VADER DER AFSCHEIDING.



HET handschrift te kennen uit het archief De Cock heeft zijn bizondere waarde: ten eerste, om vast te stellen van wiens hand stukken zijn, belangrijk voor de historie, die toch geen handteekening dragen. 1) Ook staat vast dat hier en daar nog brieven schuilen van De Cock, waarop de bezitter weinig acht heeft geslagen. 2) Zij zijn met andere oude papieren 3) door erfenis in het bezit geraakt, weggeborgen, zonder dat het derde of vierde geslacht er ooit aan gedacht heeft dat anderen bizondere waarde aan het bezit daarvan zouden hechten. Het kan dat zulk een bezitter wel genegen is die oude brieven af te staan aan de bibliotheek van de Theologische School te Kampen.
Door dergelijke overwegingen geleid volgen in dit werk duidelijke afdrukken van brieven geschreven door of aan mannen van name, die in eenige betrekking hebben gestaan tot de vaderen der Scheiding. Zoo heeft dan bij mij niet de gedachte geleefd schriftkundigen gelegenheid te geven eenige gegevens voor de karakterteekening van de briefschrijvers te verzamelen. Wél is het van beteekenis voor de geschiedenis dat men zal kunnen uitmaken of dìt of weer een ander stuk, dat geen naam draagt, wel afkomstig is van den naam waarop het gesteld is geworden. Bovendien kunnen belangrijke gegevens verzameld worden door de vaststelling van het handschrift. Daartoe geef ik eenige concrete voorbeelden.
Er zijn in het archief De Cock een paar lijsten van boeken. Het is toch van belang te weten, welke boeken door De Cock gelezen werden. Uit het handschrift is vast te stellen dat De Cock zelf die lijsten geschreven heeft. De beteekenis daarvan springt in het oog als men constateert dat er ééne lijst van boeken is uit den eersten tijd dat hij predikant was, een andere lijst uit de dagen toen de Afscheiding reeds een feit was.