Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/468

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

402 „DE TUSSCHENKOMENDE OMSTANDIGHEDEN”

gezangen. Hij wil dat wel, wat de „liberale predikanten” betreft, „nader met getuigen aantoonen en bevestigen.” Wat verder de uitdrukkingen in de voorrede betreft, waaraan de heeren schijnen zich gestooten te hebben, die acht hij niet te „aanstootelijk, noch te hard.” Is wat hij heeft gezegd waar, dan zijn die uitdrukkingen ook goed. Hij eischt dit te onderzoeken; dat eischt hij als protestant, als gereformeerde, als Christen ! Dat mag aan hem noch aan Klok worden geweigerd. Hij heeft het werkje van mejufvrouw Hogendorp '°) gelezen. Een wederlegging daarvan zou te lang en te doelloos zijn; hij zegt in ’t kort wat daartegen is, opdat men zie, dat hij niet uit vooroordeel of zonder grond zegt, dat uit haar geschriftje blijkt dat zij bevooroordeeld is, hare behandeling oppervlakkig en dat zij „eene sobere mate van doorzigt heeft in het kennen van vrije genade.”

Oprecht verklaart hij dan „van de liefderijke vermaningen en opwek- kingen tot terugkeering, waarover in de voorlaatste vraag gesproken is, nimmer iets te hebben ondervonden, daar hij altijd onvriendelijk en stuursch is bejegend.” Om alle deze redenen konden dan ook de waar- schuwende bedreigingen van de commissie hem niet doen terugwijken. Hij weet wel, gelet op de goddelooze voorslagen van Laurman, welke de gevolgen kunnen zijn, en als in de tegenwoordigheid Gods betuigt hij, voor dat hij begonnen is, meermalen afzetting, banden en boeien, uit- banning, confiscatie van goederen, ja zelfs den dood voor oogen gehad te hebben. Bij het opbouwen van den toren heeft hij de kosten over- rekend. Hij wenscht de uitkomsten voor den Heere te laten !

Mr Sybenga vraagt terecht, terwijl hij opmerkt dat tegen de voorschriften waarbij in de provincie Groningen de gezangen door de provinciale synode verplichtend waren voorgeschreven, verzet was gerezen, omdat er onder de gezangen waren die door sommigen strijdig werden geacht met Gods Woord : „Waarom mocht echter een predikant omtrent dit vraagstuk niet zijn meening ontwikkelen ?” 4)

Het provinciaal bestuur heeft den volgenden dag, gehoord, gelet op, geoordeeld, gezien, geëxamineerd, overwegende twintig punten, recht doende onder hooger beroep, den heer Hendrik de Cock, gesuspendeerd predikant te Ulrum, van zijnen dienst als predikant geheel afgezet ver- klarende met veroordeeling in de kosten zijner procedure, zijn antwoord daarop gegeven. '°)

Op den dag dat het veroordeelend vonnis aan de pastorie te Ulrum werd afgegeven, was daar ook ontvangen een brief geschreven voor drie dagen op den huize „De Schaffelaar” door den edelen baron P. J. van Zuylen van Nijevelt. Het is na den Hemelvaartsdag! „De Heere zegene en bekrachtige u”, alzoo vangt dit schrijven aan, „gelijk Hij gezegend de handen uitbreidde over Zijn jongeren, toen Hij ten hemel voer. Welk