Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/517

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

APPÈL BIJ EN MEMORIES AAN DE SYNODE van mijne dienst, zal mijne geliefde en de aan mij gehechte gemeente van Ulrum van mij beroofd worden, omdat ik in gemoede en uit overtuiging, de Hervormde Leer aankleef? Ook op het punt van de gezangen vereenig ik mij met de gevoelens van onze achtbare voorouders. De synode van Dordrecht heeft bevolen wat in de kerken zoude worden gezongen en heeft veroorloofd dat 't gezang: o God, Die onze Vader zijt enz. gebruikt zoude worden. En heeft daarentegen geboden, dat alle andere gezangen uit de Kerken zouden worden geweerd, en dat zoo er eenigen alrede in de Kerken ingevoerd waren, die zouden nagelaten". Daarmede kennelijk bedoelende, de gezangen welke in de destijds oproerige en Remonstrantsch gezinde Provincie Utrecht, gedurende de kerkelijke troebelen ingevoerd waren." "" 449 " Ook particuliere personen, als Marnix van St. Aldegonde, vereenigden zich met dit oordeel van de synode, tegen de invoering en het gebruik van gezangen, welke in het eenig onfeilbaar Woord van God niet ge- vonden werden. 't Is waar, bij de reformatie zijn in Duitschland gezangen in de kerken ingevoerd, terwijl de Fransche kerken en gereformeerde Nederlandsche daarvan verschoond zijn gebleven tot op het begin van deze eeuw. Vanwaar echter is het ongeloof en de afval gekomen ? Vanwaar heeft de verwoestende neologie hare vleugelen uitgebreid over Europa? Vanwaar is door allerlei uitleggingen het Woord Gods der kerke geheel of ge- deeltelijk ontfutseld ? Het antwoord op deze vragen moge doen zien of het oordeel onzer synoden tegen de invoering en het gebruik van gezangen buiten het Woord van God zoo ongezond is geweest en of ik, te veroordeelen ben, omdat ik met hen ook in dit punt overeenstem! Er wordt nu in de Nederlandsche Hervormde Kerk openbaar geleerd, dat de Heidel- bergsche Catechismus is afgeschaft, en dat alle banden omtrent de leer verbroken zijn, zoo vermeen ik nog meerder vrijheid te hebben mij tegen de gezangen te verklaren". Maar is de afkeuring van gezangen zoo vreemd als het vonnis ten zijnen laste zou willen doen gelooven?, zoo vraagt De Cock. De secretaris der synode Dermout heeft geschreven, ,,dat men twee ingevoerde gezangen had kunnen weglaten, dat een derde onduidelijk is, en een vierde onverstaanbaar". Het is waar dat Dermout zoo omtrent eenige gezangen gesproken heeft, De Cock ,,de weglating en weering van alle zoude wenschen, maar het getal doet niets ter zake, het is het beginsel waar het hier op aankomt, en zoo ik mijne wensch openbaar dat men twee gezangen weg had gelaten, zoo kan ik dien wensch ook omtrent 192 openbaren". Men wil hem een recht ontnemen, dat aan anderen, aan eene zoogenaamde liberale denkwijze wordt toegekend. De motieven van het tegen hem gewezen vonnis ,,zijn niet slechts Afscheiding 29