Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/548

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

480 CONDITIONEEL VEROORDEELD DOOR DE SYNODE van de commissie bij de synode steeds aanspraak op alle mogelijke tegemoetkoming bij gerezene bezwaren, maar de hoogmoedige veroordeeling van Hervormde predikanten en de bedoeling nieuwe scheuring en afscheiding in de kerk te veroorzaken, kunnen niet anders dan de afkeuring der synode en des Konings wegdragen, wijl niet dan nadeelig voor kerk en staat." ,,De gevraagde nadere verklaring is ook niet noodig, immers de synode heeft steeds getoond, in het bizonder de belangen der Hervormde kerk, en met name de handhaving harer leer, allezins te behartigen." Het adres uit Steenwijk acht de commissie de aandacht der Hooge Vergade- ring onwaardig, niet slechts wijl de adressanten even onbevoegd moeten worden geacht en even groot gebrek te hebben getoond aan nederigen christenzin als de anderen, doch wijl ze zonder eenige met bewijs ge- staafde redenen, geheele vernietiging vragen der bestaande wet." Derhalve wordt geadviseerd aan requestranten geen gehoor te geven, doch tot informatie aan de kerkeraden, kennis van het besluit der synode in dezen, te geven met vermelding der redenen en met opgave van de namen der adressanten, opdat ze door hunne kerkeraden daaromtrent worden ge- informeerd." Dit rapport wordt door de synode aanvaard en overeenkomstig het advies besloten deze adressen „wegens derzelver ongepasten inhoud, als rustende allen gezamenlijk op onbewezene beschuldigingen, en voor het grootste gedeelte, volgens de in dezelve uitgedrukte bedoeling, leidende tot het stichten van schade en wanorde in de Nederlandsche Hervormde kerk, niet te mogen aannemen, maar dezelve te moeten seponeren." De hoogleeraren Clarisse en Royaards lieten aanteekenen hiertoe niet te hebben geadviseerd. Nog verklaarden drie predikanten en één ouderling, dat zij zich niet konden vereenigen met het besluit ,voor zooveel betrof het niet verleenen van eenig verder gevolg aan deze zaak." 4) De kenschetsing van Van Hogendorp in een brief aan Da Costa, in 1828 geschreven, van de partij die in deze jaren de leiding in de kerk gekregen had, komt in haar juistheid bizonder tot uitdrukking door het besluit der synode in 1834 inzake de genoemde adressen. Deze partij heeft er zich niet toe bepaald om het gebrekkige, dat er was, omver te werpen, maar steeds voortgaande ook de leer der gereformeerde kerk aangetast en is daarin speciaal na de synode van 1816 met zulk een stoutheid voortgegaan, dat op dit oogenblik niets meer van hetgeen vòòr 1795 in de Gereformeerde kerk geleerd wordt onaangevallen blijft." Doch Van Hogendorp wijst in dat schrijven naast afwijking in de leer ook op een groote fout dezer leidende partij in de kerkregeering. Zij tracht de kerk onder de macht van de overheid te brengen om alzoo haar denkbeelden des te meer ingang te doen vinden. Hij schrijft: „De vermeerderde invloed en ik mag zeggen het gezag, dat de Koning nu in