Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/554

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

484 POGINGEN TOT HERSTEL IN HET AMBT Gods Woord en zij hem mogen dienen met broederlijke raadgevingen". Hij deed schier niets zonder zijn kerkeraad! Deze steunt in een afzonderlijk schrijven dit verzoek, met de geheele gemeente vurig wenschende dat hun leeraar spoedig in het ambt hersteld moge worden, ,benevens de hand- having van orde en eendragt, waarop de synode aandringt". De secretaris van het provinciaal kerkbestuur deelt daarop den 2den Augustus aan De Cock mede, dat diens verzoek is doorgegeven aan den president en dat het den 6den ter tafel staat gebracht te worden; waarna „na floop der deliberatie over dezelve, van den uitslag daarvan aan hem ten spoedigste zal worden kennis gegeven". Als naschrift deelt hij mede, dat hij hem ,ingevolge vroeger gedaan verzoek doet toekomen declaratie van kosten in de zaak zijner schorsing in de H. diensten". Den 6den werd hem kortweg bericht, ,,dat het Provinciaal Kerkbestuur, zijn missive overwogen hebbende, hem verwijst naar den Uitspraak der Synode, waaraan hij, zoowel als dat Bestuur gehouden is". Dit bericht was een groote teleurstelling zoowel voor den kerkeraad als voor zijn leeraar! De kerkeraad toch laat zich in een schrijven aan den Koning daaromtrent aldus uit: ,,Wij hoopten nu nog dat de overige leden van het Prov. Bestuur beter gezind zouden zijn dan de President en Scriba, en dat ons gelegenheid zou worden gegeven en onzen leeraar een acte voorgelegd welke gegrond op Gods Woord zijne conscientie niet bezwaarde, maar wij ondervonden wederom het tegendeel; wederom af- en van de handwijzing." Verontwaardigd over de praktijken van dit bestuur, dat de kosten blijk- baar zoo hoog mogelijk had opgedreven aan den Koning werd door den kerkeraad gemeld dat ze reeds tusschen de 240-250 gulden be- droegen, en dat terwijl geen enkele vergadering in buitengewone zitting was opgeroepen en De Cock slechts driemaal in het geheel verhoord was geworden, éénmaal voor de classis en tweemaal voor eene commissie - bedroefd over den opzettelijken toeleg hem ,,zoo zwaar mogelijk te kwellen" en den tijd door de synode gesteld, zooveel mogelijk in te korten en de gelegenheid tot onderhandelen te verminderen", schreef De Cock reeds den 12den Augustus een brief aan dat bestuur, waarin hij ervan gewag maakt dat het door ,,helsche haat tegen hem en de waarheid gedreven, zijn ondergang zoekt, daar het hem noch zijn kerkeraad wilde toelaten om met hem te handelen over zijne herstelling". Hij vraagt in dit schrijven, dat hem gelegenheid worde geschonken dat hij met den kerkeraad met het bestuur spreke en handele of anders die acte van onder- teekening over te zenden met de bede, om die ingerigt naar Gods Heilig Woord, zoodanig te stellen, dat hij niet tot verzaking van eed en pligt gedrongen worde". Verder verwittigt hij het bestuur dat de gemeente ten