Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/574

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

502 DE COCK KOOPT DEN TIJD VAN HET ONNOODIG UITSTEL UIT gevallen, maar stilletjes hun weg te gaan. Hij acht zulk een onkundigen en door den walm van ijdele toejuiching opgeblazenen zeloot waarlijk niet den man om inzake den godsdienst voor te lichten. De Cock heeft op het stuk der synode, waarbij deze hem haar besluit heeft medegedeeld, de namen opgeteekend dergenen die gesegd werden het heil van de Gemeente des Heeren te zoeken", weshalve hij hen het verzoekschrift zond. Dit verzoekschrift schijnt den broeders in Friesland ook niet te hebben gepast. Wel werd er kort nadat het verzonden was te Leeuwarden een vergadering samengeroepen van eenige rechtzinnige predikanten, doch er kwamen maar een paar ter vergadering. Er werd geen gehoor gegeven aan De Cock's oproep, zonder opgave van redenen. Als Van Velzen in den loop van het volgende jaar een poging zal wagen om gezamenlijk met anderen een adres te richten tot de synode, zal hij zich onder anderen ook wenden tot twee van de broeders, tot Buning en tot Hogerzeil, doch als het er op aankwam: allike folle appels as parren. 4) Op den dag waarop De Cock de copie van zijn brief en verzoekschrift voor de Friesche broeders dateerde, zond de kerkeraad een kiaagschrift aan den Koning, waarin hij zich er over beklaagt, dat het provinciaal kerkbestuur zich niet verwaardigt den kerkeraad te antwoorden op het verzoek met zijn leeraar gehoord te worden. 't Raakt den kerkeraad toch ook zoozeer van nabij. Nauwelijks heeft het bestuur hun leeraar geantwoord. Ten bewijze zendt de kerkeraad nauwkeurig copieën van wat èn door De Cock èn door den kerkeraad van Ulrum is geschreven en verzocht aan het provinciaal bestuur; daaraan voegen ze toe copie van het ant- woord gezonden door den secretaris. Daaraan wordt nog verder toege- voegd wat daarop wederom is geantwoord en geschreven, met het ant- woord daarop ontvangen van den heer Cremer. Nog volgt wat hierop geantwoord is èn door hun leeraar èn door hen zelf. Alle deze copieën worden dan nog kort toegelicht. Dit alles is keurig geschreven en met zorg gecopieerd. Tot wien, zoo vragen ook zij, zullen wij thans verder en nader ons wenden, als tot Uwe Majesteit, als handhaver van Gods waarachtigen dienst, als voedsterheer van Gods Kerk en Gemeente, als een spruit, een nakomeling van godvreezende en de belangen van Gods kerk vooral zoekende en behartigende voorvaderen ? Ze vragen den Koning, dat hij hunne verdediging van de rechten der gemeente, die eenen geruimen tijd zoo zwaar geschonden zijn, en die van hun algemeen geachten en beminden leeraar, die zeker nog be- rustende is bij den Heer en Ridder J. J. Dermout, moge onderzoeken". Bedoeld wordt het stuk ontworpen door mr C. M. van der Kemp. 5) De raad door Kohlbrügge reeds in Mei gegeven is trouw door Ulrums