Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/577

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

DE COCK KOOPT DEN TIJD VAN HET ONNOODIG UITSTEL UIT 505 De Cock, zijn medeleden gaan deswege niet vrij uit: deze provinciale heeren zaten er bij zonder een woord te spreken. Later heeft De Cock verzekerd, dat het hem bij zijn heengaan moeielijk was geweest, beide uit verontwaardigd medelijden en verachting, om de vergadering te groeten. Ook nù werd aan de leden van den kerkeraad, die mede binnengelaten waren, geen gelegenheid gegeven iets in het midden te brengen. Vele belangstellende vrienden waren in het logement op de markt, waar het bestuur zijn vergaderingen gemeenlijk hield, te zamen gekomen; met dezen heeft De Cock, voor zijn terugkeer naar Ulrum, nog gebeden en gedankt!