Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/604

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

HET GEBEURDE OP DEN 12DEN OCTOBER Het zieke meisje stierf de daarop volgende week, des Woensdags- avonds na eene ongesteldheid van drie weken. Stellig is het begraven geworden den daarop volgenden Zaterdag. 7) In deze droeve dagen vielen de beslissende gebeurtenissen van midden October '34. Velen hebben ter hand genomen daarvan een omstandig verhaal te geven. Niemand van alle dezen rept met een enkel woord van het overlijden en de begrafenis van dit dochterke, genoemd naar de moeder van vaders zijde; ook Scholte niet, ook de vader niet. Was ons dit niet medegedeeld door den zoon, die bij het overlijden van zijn zusje reeds een jongetje was van bij de tien jaar, we zouden niet hebben kunnen merken uit eenig geschrift van De Cock en over dezen welk zwaar verlies toen door dit ouderpaar werd geleden. Doch welk een geest moet wel den schrijver van het meermalen ge- noemd schandschrift hebben bezield dat hij zich niet ontzag in het verhaal van het toenmaals voorgevalle te Ulrum naar de rouwdragende moeder met vuil te werpen, en wat te denken van den substituut procureur- generaal bij het gerechtshof in Den Haag, die zich op deze plaats niet ontzag al bukkend dat vuil op te rapen en te werpen naar het hoofd van deze bedroefde moeder, die echter haar tranen over het gestorven kind, dat het ouderpaar ,hoopte weder te vinden daar, waar geen rouw of gekrijt meer zijn zal", mengde met die welke zij weende over den droeven toestand waarin zij de kerk zag gezonken. Zoo zal ook later de vrome dr mr Willem van den Bergh, aan de groeve van zijn zoo vroeg gestorven vrouw en moeder van twee hem nagelaten dochterkens zijn leed schier vergeten van wege den rouw dien ook hij droeg in zijn dagen over Neêrlands kerkstaat. Het opmerkelijk feit dat De Cock in geen van zijne schrifturen en brieven lucht geeft aan de smart van het vaderhart is bizonder teekenend. Het heil van Koning en volk, van kerk en staat woog hem zoo zwaar! 530 De Cock en de zijnen voelden Gods vriendelijke hand in de leiding van Scholte's weg naar Ulrum in deze dagen. Van Appeltere durft voor het gerechtshof herhaaldelijk insinueeren van het rijp worden van een plan gemaakt door deze beide mannen waarbij zij Nederlands kerkstaat onder hun tweeën hadden verdeeld tot terrein van hun kerkverwoestend en ordestorend woelen. 8) Prof. Reitsma zal zoovele jaren later smadelijk spreken van Scholte's ,,apostolische reis" naar Ulrum; het eenvoudig feit is, dat Scholte, die reeds zoo lang had verlangd eens nader kennis te maken met de gemeente van Ulrum, nù de gelegenheid vond om door te reizen naar Groningerland. Eens was zijn voornemen verijdeld door de tegenkanting van de zijde der menschen, toen de con- sulent van Drogeham hem de beurt weigerde af te staan ter bevestiging