Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/613

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

SCHOLTE'S KORT VERBLIJF TE ULRUM preek aanstalten maakte om heen te gaan, ,,of de schare drong zich digt ineen dat hij geen voet meer voorwaarts kon zetten en geheel en al ver- legen wierd; ja in zijn verlegenheid wel ten halven beloofde dat hij het zou toestaan." Eer De Cock nu daarop iets konde zeggen stond ds Scholte op, ging voor hem, verzocht de schare om ruimte te maken en begeleidde hem alzoo uit de kerk naar zijn herberg, zonder, zoo, schrijft De Cock, dat ik gezien heb, het mij bewust is of ik geloof dat den man eenig leed of letsel geschied is, schoon op die beschuldiging ook reeds een vroom man van ongeveer 70 jaren, met name Klaas de Wit gevangen gezet is. Er is tusschen wat deze beide ooggetuigen mededeelen geen verschil, wèl werpt het breeder verhaal van De Cock meer licht op het ten halven beloofde" door den consulent. Boeles' verhaal is reeds veel kleur- rijker; en het voorgevallene wordt eenigzins dramatisch geschetst. Echter hij teekent den schuilgaanden schrijver van Ulrum enz. na, en den officieel ingelichten Pape. Zijn verhaal luidt: ,,De Heer Smith, de kerk willende verlaten, werd door een persoon, die hem den elleboog op de borst zette, tegengehouden, door een anderen gekneld tusschen de deur van het doophek en vervolgens tegen den onderbuik gestoten, zoodat de bijna 66 jarige grijsaard, op het punt van te bezwijken, uitriep: ,,Ik ben in uwe magt, ligt kunt gij mij, ouden man, dooden, maar ik blijf ge- trouw aan de kerkelijke verordeningen !" Eindelijk gelukte het, door de hulp van eenige beter gezinden, waartoe, wat de onpartijdigheid gebiedt niet te verzwijgen, (volgens het berigt van den Ring Leens), de Heer Scholte het zijne bijdroeg, den uitgeputten en mishandelden grijsaard buiten de kerk in veiligheid te brengen." - 539 De Faam bleek te groeien; als in de pleitzaal te 's Gravenhage het doek omhoog wordt gehaald wordt het drama met hartstocht gespeeld. De inzet verraadt dit reeds: we hooren naar den speler! Hij vangt aan: „Op den 12 October 1834 hebben de eerste Appellant (Scholte) en De Cock, in de kerk te Ulrum aan Predikant Smith uit Leens, die daar de dienst verrigtte, op het oogenblik dat hij den kansel verliet, nogmaals dreigend en dringend om verlof voor den eerstgemelden gevraagd, om in de kerk aldaar te prediken, hetwelk die predikant als consulent der gemeente Ulrum, hen reeds vroeger had geweigerd en volgens zijn pligt weigeren moest; en toen hij ook nu bij zijne weigering volhardde, is op datzelfde oogenblik, in tegenwoordigheid van dezen Appellant en De Cock, en terwijl de huisvrouw van dezen laatsten, op eene bank staande, uitriep, hier moet het gebeuren", de bijna zeventigjarige, aan zware ligchaams- gebreken lijdende Predikant Smith door de aandringende menigte ge- stooten, geknepen en tusschen het doophek geklemd, en eerst toen de mishandeling tot zoodanige hoogte geklommen was, dat de gemartelde grijsaard dreigde te bezwijken, en uitriep, ,mijn ligchaam kunt gij dooden,