Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/654

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

578 AANHANGSEL Ja, het vermoeden is gewettigd dat De Cock gegronde redenen had waarom hij niet zelf de Acte heeft geschreven noch geteekend. De brieven ter geleide van het afschrift der Acte, gericht aan den Koning en aan den Gouverneur zijn wèl door hem geschreven, en geteekend door den kerkeraad met De Cocks handteekening het eerst. De Acte van Afscheiding draagt zijn handteekening niet; en waarom niet? Omdat we hier hebben een stuk van den kerkeraad en van de gemeente. De kerkeraad en de gemeente scheiden zich af om de redenen genoemd in hun merk- waardig stuk, en nadat zij dat gedaan hebben, verklaart deze kerkeraad den geschorsten leeraar als weer hersteld in zijn ambt. De kerkeraad handelt; deze zal gezorgd hebben voor de afschriften, gelijk ,de op- zienderen en lidmaten der Gereformeerde gemeente van Jezus Christus te Ulrum", ook rekenschap gaven aan de wereldlijke en kerkelijke regeeringen van hun besluit en daad; welk besluit mede inhield dat zij hun onrecht- matig geschorsten Predikant als hunnen wettig geroepen en geordenden Herder en Leeraar blijven erkennen". Alzoo in het ambt hersteld, zal De Cock van nu voortaan de uitgaande stukken van den kerkeraad met dezen teekenen! Dankbaar constateeren wij dat De Cock, zelfs in deze geweldige dagen van droefheid en rouw, van bidden en handelen, man van orde zich betoonde, die heel goed wist wat hij deed, en wat hij moest nalaten te doen, en zulk ordelijk handelen betrachtte tot het laatste toe, ,,stil en kalm" zich met de gemeente tot hiertoe gedragen hebbende, starende op het gebod, ziende in Gods licht het licht.