Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/76

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
52
OEFENINGEN EN OEFENINGHOUDERS


van de achttiende eeuw werd zulk een verlof aan den kerkeraad van de gemeente gevraagd binnen welke een of meer bepaalde personen vrijheid vroegen te oefenen. Of alle oefeninghouders zich daaraan hebben gehouden is eene andere vraag.
Toen het aantal gemeenten na de Afscheiding van Ulrum, dra gevolgd door die van Doeveren en Genderen, zich zeer snel vermenigvuldigde en in het tweede jaar reeds tot ongeveer een honderdtal was geklommen, ontstond er een zeer sterke vraag naar voorgangers. Het getal der uitgegetreden predikanten was gering. Een ieder hunner had eene gemeente, maar was tevens aangewezen voor ongeveer heel een provincie of zelfs voor meerdere provincies. 2) Zoo werd, wijl ds A. Brummelkamp in Gelderland en Overijssel niet gemist kon worden, door de „provinciale vergadering” sterk geprotesteerd tegen het beroep door de gemeente van Schiedam op hem uitgebracht. 3) Ds Scholte maakt in een brief aan De Cock dezen het verwijt, dat hij door zijn reizen en trekken over heel het land veel te veel van zijn gemeente en terrein van werkzaamheden verwijderd was. Ds Buddingh verdween soms voor weken uit zijn gemeente en werd elders gevonden. 4) De nood der vele kleine gemeenten was bizonder groot en zoo geschiedde het dat op vele plaatsen ouderlingen werden geordend, of ook dat zij elkander de handen oplegden. Ds Ledeboer van Benthuyzen achtte dit voldoende en adviseerde daartoe. In Zwolle legden de ouderlingen W. W. Smitt, de gewezen luitenant en alzoo nog lange jaren als luitenant Smitt bekend, en A. Schouwenburg elkander de handen op. Een der ouderlingen van Wezep en Hattem werd door de kerkvergadering te Mastenbroek gehouden geschorst wijl hij den doop had bediend, echter op sterken aandrang van de zijde der ouders, die dan ook met vele anderen ernstig protesteerden tegen deze schorsing. 5) Andere ouderlingen oefenden hier en elders; men begeerde hun diensten en toen later meer orde op zaken werd gesteld, ried men zulken broeders eenige opleiding te zoeken aan de later gevormde kleine scholen om daarna op meer regelmatige wijze beroepen en geordend te worden.
Mogen deze praktijken uit de eerste tijden na de Scheiding op ons een vreemden indruk maken, men vergete toch niet vooral rekening te houden met twee factoren: met de van ouds bekende oefeningen en den bizonderen nood van vele kleine kerken.
Met de beweging der Labadisten geraakte het houden van conventikelen en oefeningen in ons vaderland in zwang. Om het schadelijke te voorkomen van oefeningen waarin scheurmakers het woord voerden, heeft men getracht dezen in kerkelijke baan te leiden. Dit geschiedde het eerst in Zeeland, in Middelburg, alwaar Jean de Labadie predikant was geweest. In zulke oefeningen werd dan bijvoorbeeld een geheel boek der heilige Schrift verklaard en toegepast, gelijk later een Da Costa dit deed