Pagina:De Ilias van Homeros - Carel Vosmaer (1880).pdf/110

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

56

Priamos daar omringend en Panthoös ook en Thumoites,
Lampos en Klutios mede, en Ares’ telg Hiketaoon,
Zaten Oekálegon nevens Antenor, het schrandere tweetal;
Zij de bejaarden des volks, op de skaiïsche poorten vergaderd,
150Grijsaards, thans wel rustend van strijd, maar binnen den raadskring
IJvrig en kloek, aan de krekels gelijkende, die in de bosschen
Op het geboomte gezeten de stem zoet klinkend verheffen.
Aldus zaten er boven den toren de oudsten der Trojers.
Toen zij nu Helena zagen hen naderend boven den toren
155Spraken zij fluistrend de een tot den ander de vluchtige woorden:
— Niemand wrake ’t voorwaar, dat Trojaan en Achaiër in ’t pantser
Om zoodanig een vrouw zóo lang veel jammeren uitstaan;
Gansch d’onsterflijken vrouwen der goden gelijkt zij van aanzicht.
Maar zelfs zóo, hoe schoon ze ook zij, dat zij ga met de schepen
160Dat in ’t vervolg niet ons en den kinderen blijve de rampspoed.
Alzoo spraken zij daar, doch Priamos zeide haar roepend:
— Kom mijn geliefd kind, nader en zit hier dicht aan mijn zijde,
Dat gij uw eersten gemaal kunt zien en uw lieve verwanten.
Neen, geen schuldige zijt gij voor mij; schuld hebben de goden,
165Die mij een bronne van tranen, den krijg der Achaiërs bezorgden.
Wil mij den naam ook noemen van gindschen geweldigen krijgsman,
Wie toch deze Achaiër wel is, zoo treflijk en rijzig.
Zeker ook anderen zijn er, een hoofd vast grooter dan deze,
Maar zoo schoon als dezen, aanschouwden mijn oogen er nergens,
170Noch zoo fier van gestalt’, want vorstelijk is hij van aanschijn.
Helena zei hem nu weder, de godlijke onder de vrouwen:
— Vreeze en eerbied draag ik u toe, mijn minzame vader.
Had een geweldige dood mij liever getroffen, alvorens
Ik uwen zoon hier volgde, mijn huis en verwanten verlatend,
175’t Jeugdige kind en de lieve gespelen, gelijken van leeftijd.
Doch het gebeurde zoo niet, en ik kwijn dien jammer beklagend.
Wat gij verlangdet te weten, en vraagdet, ik zal het u zeggen.