Pagina:De Katholieke Illustratie vol 001.pdf/144

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

136

tige geschriften des monniks, ze in bezit van den geneesheer liet. Na diens dood werden zij den eigendom van zijn zoon, die zich te St. Jan in Persiceto vestigde, waar hem de betrekking van leeraar de Latijnsche school was opgedragen. Hij zag de papieren in, las ze, ook het door ons bedoelde stuk, maar sloeg er weinig acht op, overtuigde zich niet eens of het echt of valsch was. Eerst na den dood van Gregorius XVI schijnt hij zich met het briefje bezig gehouden te hebben, Op zekeren dag bevond hij zich met een aantal vrienden in een koffijhuis; het gesprek liep hoofdzakelijk over het Conclave, dat voor de verkiezing van den nieuwen Paus zou gehouden worden; sommigen meenden dat het van langen duur zou zijn; anderen waren van een tegenovergesteld gevoelen; nu volgden weddenschappen. De door ons bedoelde leeraar voegde zich bij hen, die de eerstgenoemde meening voorstonden; thuis gekomen, herinnerde hij zich het briefje van Pius VII, haalde het te voorschijn en keerde haastig naar zijne vrienden terug, zeggende: „ik heb de weddenschap verloren en ben bereid te betalen; het Conclave zal slechts zeer kort duren. De Aartsbisschop van Imola zal tot Opperpriester worden verheven, en zijne troonsbeklimming zal plaats hebben op den dag van de overbrenging van het gebeente van den wonderdoener van Padua.”

Men begrijpt gemakkelijk dat onze propheet uitgelagchen werd; hij liet zich echter niet van zijn stuk brengen, toonde het briefje aan de kerkelijke overheid eerst van St. Jan, daarna van Bologna en Ferrara, vervolgens aan vele andere bevoegde personen, die eenstemmig verklaarden, dat het schrift en de handteekening zonder tegenspraak van Pius VII waren. Hiermede nog niet tevreden, schreef hij er over, door tusschenkomst van een vriend, aan den secretaris van den Aartsbisschop van Imola, met verzoek het stuk aan den bewusten prelaat mede te deelen; dit was evenwel niet mogelijk, daar de Aartsbisschop reeds naar Rome was vertrokken. De uitkomst bewees ten duidelijkste de waarheid der voorspelling; de verheffing van den nieuwen Paus, met onbegrijpelijken spoed tot stand gekomen, had op den bepaalden dag plaats, en de vrienden van den leeraar, van de waarheid overtuigd, zonden hem door een expresse daarvan berigt. Ook te Rome werd vervolgens de authenticiteit van het stuk onderzocht en volkomen bevestigd, waarop de gelukkige bezitter er afschriften van zond aan den pas benoemden Opperpriester en andere hooge kerkoversten. Het is ligt te begrijpen dat deze wonderlijke voorzegging het getal der vereerders van den doorluchtigen martelaar Pius VII zeer vergrootte; zijn beroemde opvolger, onze Pius, heeft aan de voorzegging steeds zulke waarde gehecht, dat hij er dikwerf, zelfs in het openbaar op gezinspeeld heeft.

Deze voorzegging nu, voor zoover wij haar hebben medegedeeld, bestaat hoofdzakelijk uit drie deelen, die de verheffing, het lijden en den zegepraal van Pius IX betreffen. Het levende geslacht is getuige geweest van de twee eerste; naauwelijks had Pius den stoel van Petrus beklommen, of de geheele wereld vatte een gevoel van hoogachting voor hem op, dat onophoudelijk versterkt werd; zijn lijden heeft zijn kinderen met den diepsten weemoed vervuld, en sinds een aantal jaren rijst het gebed om uitkomst ten hemel. Sinds twintig jaren houdt de wereld het oog met verrukking gevestigd op den beroemden martelaar der revolutie en bewondert zijn moed, zijn geduld, zijn onbegrijpelijke onderwerping aan den wil Gods. Zij tracht hem daarin te steunen; zij vergoedt hem het leed door zijne vijanden aangedaan door eene kinderlijke onderwerping en door eene onbegrensde gehoorzaamheid, als de wereld nooit aanschouwd heeft; zij deelt met hem den strijd en versterkt hem zooveel mogelijk tegen de gevaren. Inmiddels hoopt zij op de eindelijke zegepraal. Zou deze in de laatste gebeurtenissen een begin genomen hebben? Zou het laatste deel - der voorzegging zijne vervulling erlangen?

Te vergeefs verheffen zich de vijanden van den grooten Pius, op de misdadige zegepralen die zij Boven de monarchie van Victor-Emanuel hangt het Damocles-zwaard aan een zijden draad. Het mazzinismus waant zich reeds meester in het ongelukkig Italie, en welligt hooren we binnen kort van eene geweldige uitbarsting der volksdriften, opgeruid door de „priester- en koning-haters.”

De Kerk zal zegevieren; de groote Pius zal nog door zijne tijdgenooten begroet worden als de schraagzuil waarop de geheele maatschappij en de bestaande wereldorde rust. Doch al zou Pius nogmaals den lijdensweg moeten bewandelen, al zou hij als balling in een vreemd oord de gastvrijheid moeten verzoeken, wat God echter verhoede, toch, wij steunen op de beloften van haren goddelijken stichter, is de zegepraal voor de Kerk weggelegd. op het stoffelijk deel der Kerk, op hare tijdelijke souvereiniteit behaald hebben.




DE KLEINSTE VOGEL DER AARDE.




Kolobri's, de Zwaardbek, de Schaarstaart.
Niet alleen hebben Midden- en Zuid-Amerika goud en diamanten in hunnen schoot, waardoor tallooze Europeanen naar gewesten, duizend uren van hun woonplaats verwijderd, worden gelokt, maar ook de heerlijkste edelgesteenten van allerlei kleur op den vederdosch van een aantal vogelen, waaronder de kleinste, kolibri's (trochiles) geheeten, vooral uitmunten.

Schooner, prachtiger vogel dan de kolibri kan men zich niet voorstellen; onze fijnst geslepene en gepolijste diamanten moeten in glans bij het lieve diertje onderdoen; bij de heerlijke kleuren zijner vederen bezit het de voorregten van alle andere vogelsoorten: het is ligt, vlug, sierlijk in zijne bewegingen, voor de overige vogels onnavolgbaar in zijn vlugt; als een minnaar der vrijheid is het steeds in de ruime lucht; het fladdert van de eene bloem op de andere om er den honing uit te zuigen of de insekten weg te pikken, die zich in hare kelken verbergen. Een kolibri op een bloem geeft een beeld van twee bloemen op elkander of een stengel met een bewegelijke bloem. Daarbij kent het geen vrees; het vliegt niet verschrikt op, om zich voor hen te verbergen, maar schijnt hem integendeel te zoeken, volgt hem op zijne wandelingen en plaatst zich soms op zijne schouders of op zijn hoofd. Het heeft vijanden onder de overige vogelsoorten; zijn ergste vijand is echter de groote Amerikaansche spin; tegen de eerste kan het zich door een snelle vlugt beveiligen, tegen de tweede is het niet, opgewassen. Het wordt onvoorziens hare prooi, blijft in hare netten hangen als de vlieg in die onzer tuinspinnen en wordt onbarmhartig gedood, daar het nijdige dier de kolibri 't bloed uitzuigt.

Wij hebben Midden- en Zuid Amerika als zijn vaderland genoemd. Zoodra de reiziger de landengte van Panama verlaat en zich zuidwaarts rigt, ontmoet hij millioenen dier bekoorlijke vogels in Guyana, Brazilië, Peru en Ecuador, en gaat hij nog zuidelijker zelfs tot aan de straat van Magellaan dan vergezellen ze hem, als hij die streken in den bloeitijd bezoekt. Ook vindt men ze in genoemden tijd ook wel noordelijker, zooals in Mexico tot op 18° N.B. De gewone of De zwaardbek kan beter vliegen; hij beweegt zich door geheel Midden- en Zuid Amerika en bezoekt niet zelden het zonnige Mexico; ook hij schittert door zijne prachtige kleuren, welke in hoofdzaak zijn als die van den schaarstaart; het mannetje is gewoonlijk schooner geteekend en gekleurd dan het wijfje, wat bij de meeste vogelsoorten het geval is. Deze vogel onderscheidt zich van de andere kolibri's door zijn bek, welke zoo lang is als zijn geheele ligchaam en hem van groot nut is bij het uitzuigen van diepe bloemkelken of het opsporen van insekten of hare eijeren in diepe gaten en kloven.

Men geloove niet dat alle kolibri's gekleurd zijn, als die, welke wij beschreven hebben; behalve de eigendommelijke kleuren, die iedere soort heeft, en er zijn er een aantal, heeft bijna iedere kolibri er nog, die hem van andere onderscheiden; daarenboven zijn hunne vederen bezaaid met gouden, zilveren, purperen enz. stippen en vlekken, die den vogel het aanzien eener vliegende bloem of veelkleurigen edelsteen geven.

Kan men zich een prachtiger schouwspel voorstellen, dan eene vlakte van eenige uren uitgestrektheids in een der Zuid Amerikaansche gewesten, waar ieder bonte bloem een gekleurden kolibri draagt? komt des zomers zelfs tot in Kanada de kraagkolibri zelfs tot op 61° N.B. Vele soorten, en men kent er meer dan 200, gelijken onzen trekvogels, doch is het bij ons de warmte, die de vogels naar heetere luchtstreek trekt, in Amerika is het 't opengaan der bloemen, dat de kolibri's hun gewoon vaderland doet verlaten. Niet allen evenwel zijn trekvogels. De schaarstaart, dien men op onze gravure ziet afgebeeld en die zijn naam ontleent aan den vorm zijner staart, is door zijne uiterst kleine vleugelen genoodzaakt een vast verblijf te houden; het is hem niet mogelijk langen tijd te vliegen; zijne schoonheid is overigens gelijk aan die zijner natuurgenooten. Het mannetje is op den kop en den hals glanzend groen; op den rug gaat deze kleur in purperrood en brons over; de vleugels zijn purper bruin; de lange, in tweën gescheiden staart is zwart, doch op de beide uiterste vederen zwart-bruin; op de zwarte borst ligt een groene glans, terwijl de keel purperbrons gekleurd is.

Het wijfje is op den rug goudgroen, op de borst vuurrood; de staart, die korter is dan bij het' mannetje, is in het midden goudgroen, aan de zijden van donkerrood tot zwart.