Pagina:De Katholieke Illustratie vol 001.pdf/210

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

204

DE H. BARBARA.



Ten allen tijde heeft de H. Kerk de H. Barbara vereerd als eene heilige, aan wier vermogende tusschenkomst menigeen een zalig sterfuur te danken heeft, en daarom de geloovigen onophoudelijk opgewekt hunne toevlugt tot haar te nemen, niet alleen in dien vreeselijken oogenblik, waarop eene gelukkige of rampzalige eeuwigheid volgen zal, maar ook in de dagen der gezondheid. Ieder Katholiek weet dat alle goed van God komt en niemand buiten Hem ons geven kan, wat wij voor ons tijdelijk of eeuwig heil behoeven, maar daarbij is het ook een algemeen bekende waarheid, dat het goed en nuttig is, de Heiligen te vereeren en aan te roepen, om door hunne voorspraak, die bij God veel vermag, zooveel te zekerder verhoord te worden. In alle omstandigheden des levens heeft de mensch Goddelijke hulp noodig, en steeds kan hij die verkrijgen door tusschenkomst der Heiligen. Nu heeft de H. kerk aan de geloovigen voor iedere van die omstandigheden een Heilige ter aanroeping voorgesteld, omdat deze in gelijke omstandigheid ons een voorbeeld was, of wijl hij die als een bijzonder middel heeft aangewend om den hemel te bekomen. Zoo roept men den H. Rochus aan ten tijde van besmettelijke ziekten, omdat hij, tijdens zijn leven met den pest geslagen, zijne ziekte met bijna bovenmenschelijk geduld verdroeg, en ook wijl hij pestzieken in hun lijden bijstond.

De H. Barbara nu is onze patrones in het sterfuur. Zij was een dochter van Dioscorus, een heiden, die met hart en ziel aan zijne afgoden gehecht was. Barbara werd, zoo men gelooft, door voor de Christelijke leer gewonnen, en toonde aanstonds na hare bekeering, dat niets haar van besluit kon doen veranderen. De meeste schrijvers plaatsen haren marteldood in het jaar 240 onder de regering van Maximinus, den opvolger van Alexander Severus. Maximinus was een der wreedste kerkvervolgers; niet alleen woedde hij zelf tegen de leer van Christus en gaf hij zijnen landvoogden uitgebreide volmagt, maar ook verklaarde hij de Christenen in zekeren zin vogelvrij, dat wil zeggen, hij stond ieder zijner onderdanen toe hen te vervolgen en te dooden. Dioscorus maakte een vlijtig gebruik van dat regt; naauwelijks had hij ontdekt, dat zijne dochter, de afgoden verzakende, tot de gehate leer des Gekruisigde was overgegaan, of hij spaarde beloften noch liefkozingen om haar tot het Heidendom terug te brengen, en, toen deze niet baatten, mishandelde hij haar en deed haar vele kwellingen verduren. Hij sloot haar op in een naauwen toren en kwam herhaalde malen onderzoeken, of honger en ontbering haar hadden kunnen noodzaken aan zijn verlangen toe te geven. Met iederen vergeefschen togt nam zijne woede toe, die hem eindelijk zoodanig overmeesterde, dat hij haar met eigen hand het hoofd afsloeg.

De H. Barbara komt een stervende de H. Teerspijs brengen.


Er zijn niet vele heiligen, die zoo algemeen vereerd worden als de H. Barbara, De Latijnsche, Grieksche en Syrische kerken roepen haar om het zeerst aan en schijnen elkander in godsvrucht tot de H. Barbara te willen overtreffen. Of dit voortkomt uit het bewustzijn van den gewigtigen oogenbllk, in welken men hare voorspraak verlangt, of om een bewijs van afschuw te geven tegen eene misdaad, waarvan de gedachte alleen den mensch met siddering vervult, laten wij in het midden. Wij willen slechts opmerken, dat de vereering der heilige algemeen is. Nu treft men die vereering in de eene streek meer aan dan in de andere; de bergvolken b. v. onderscheiden zich over het algemeen door hunne devotie tot de H. Barbara. De oorzaak daarvan ligt, voor de hand. De bergbewoners toch verkeeren meer dan de bewoners der vlaklanden in levensgevaar. Storm en onweders, sneeuw- en ijslawinen, bergstortingen en duizend andere onvoorziene toevallen bedreigen onophoudelijk hun leven en stellen hen aan een onverwachten dood bloot. Ook de mijnwerkers bevinden zich bijna altijd in doodsgevaar, en zij ook zijn in Katholieke landen over het algemeen groote vereerders van de H. Barbara. Eene ontwikkeling van gassen, instortingen enz. maken dikwerf van den mijn het niet gedolven graf der mijnwerkers.

Wanneer men eene reis doet door Zwitserland, Tyrol, Beijeren, Oostenrijk en Hongarijë en zich toelegt op de bestudering van de zeden en gewoonten van de bewoners der bergen en mijnen zal men verbaasd staan over den buitengewonen eerbied en de liefde, die men voor de H. Barbara koestert, en den ijver, waarmede men haar dagelijks aanroept. Het vertrouwen op hare hulp het uur des doods is zoo algemeen en zoo onwrikbaar, dat men niet twijfelt aan eene legende, die in alle genoemde Ianden wordt aangetroffen en waarvan onze gravure de zigtbare voorstelling geeft. Men ziet een man liggen op den bodem van een afgrond, waarvan de steile wanden zich uit eene ontzagwekkende diepte verheffen; zijn half