Pagina:De Katholieke Illustratie vol 001.pdf/237

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

232

stelde dus een onderzoek in en kwam spoedig aan een niet zeer diepen afgrond, waarin de mannen nederdaalden. Hier vonden zij de vrouw met een gebroken been en half verkleumd en verstijfd op den grond liggen.

Onmogelijk is het de vreugde der beide echtgenooten en hunne vrienden en de schaamte der twee vrouwen te beschrijven. Men riep de vrouw met eenige druppels brandewijn tot het leven terug, verkwikte haar vervolgens met melk en legde haar op een in der haast van boomtakken vervaardigden draagbaar, waarop men haar naar huis bragt. Hier vernam men van haar het volgende: terwijl zij hare gezellinnen te vergeefs smeekte op haar te wachten, was zij ze weldra uit het verloren en hoe langer hoe meer van den regten weg afgedwaald. Daar zij al hooger en hooger steeg, kwam zij op de punt van een rots, waar zij door sneeuw en wind zoodanig werd aangevallen, dat zij, uitgeput als zij was, in de diepte nederstortte. Door den val had zij haar been gebroken, overigens bereikte zij ongedeerd den bodem, wat voor een goed deel aan den bundel schapenvachten kon toegeschreven worden. Haar verbrijzeld been verwekte haar aldra zulke hevige pijnen, dat zij niet in staat was zich te bewegen; zij riep eenige malen om hulp doch begreep ras dat geen sterveling het geluid harer stem vernemen zou. Honger gevoelde zij niet maar wel grooten dorst; zij laafde zich met de sneeuw, die om haar heen lag. Ofschoon zij in wol en pels gekleed was, drongen de harde, puntige steenen haar in het lijf en vermeerderden hare pijnen; de koude deed hare half ontbloote voeten bijna verstijven. Zoo was de eerste nacht voorbijgegaan. Den volgenden dag hoorde zij het klokje van Wallendorf, dat de geloovigen ter kerke riep, en de klokjes der schapen, die door de herders op de bergen gedreven werden; zij hoorde zich bij haren naam roepen en wist dus dat men haar zocht, maar haar geschreeuw bleef tusschen de rotsen besloten, en zij vernam dat zij, die haar zochten, zich meer en meer verwijderden. Het scheen dus dat zij op de plaats zou moeten sterven en wel van dorst, den akeligsten dood, dien men zich kan voorstellen, want zij kon zich niet bewegen, en de sneeuw, die in het bereik harer handen had gelegen, was verbruikt.

Zoo gingen Zondag en Maandag in doodsangst voorbij; onbegrijpelijk waren de pijnen die zij leed; den laatsten nacht vermeerderden ze zoodanig, dat de arme vrouw meende dat haar sterfuur spoedig zou aanbreken. De lucht werd helder; geen vlokje sneeuw kwam hare verdroogde lippen laven, en eene snerpende koude deed haar rillen en beven. Tot nu toe had zij niet kunnen slapen; thans voelde zij zich door eene duizeling aangegrepen, waarin zij de voorbode van den dood zag. Daarom bereidde zij zich op de gewigtige reis naar de eeuwigheid voor, want wachtte zij langer dan kon welligt het verlies van het bewustzijn haar daartoe het vermogen ontnemen. Zij begon dus te bidden en riep schreijend en jammerend: Mijn God! zoo zal ik dan op deze plaats van dorst moeten omkomen!”

Dit gebed was de oorzaak harer redding.

Wij behoeven er naauwelijks bij te voegen dat de twee gezellinnen der verongelukte vrouw sedert dien tijd menigen verachtelijken blik op zich hebben zien vestigen.


ALLERLEI.



WALVISCHKANON. Dit geschut voor de walvischvangst is reeds met den besten uitslag bekroond geworden en door de meeste walvischvaarders gebruikt. Het rust op een vork en wordt gerigt door twee touwen, die zich aan het achtereind bevinden, volgens de beweging van den visch. De lengte van het roer is 7 ned. palm, het gewigt 80 kilo. Het roer is van drie loopen voorzien, om twee harpoenen en een bomlans te kunnen bevatten. De eene harpoen heeft een houten, de andere een Ijzeren steel; bij beide is de kop, de pijlspits, van ijzer en 15 ned. duim lang. Aan de harpoen bevindt zich een 20 vadem lang, 8 duim dik touw bevestigd, dat bij de ijzeren harpoen eenmaal van binnen tot het achtereinde gaat en dan terugkeert tot de monding. Belangrijker dan deze harpoenen en die volgens deskundigen weldra geheel ontbeerlijk zullen worden, is de 45 duim lange — 6 à 7 duim dikke ijzeren bomlans. Zij heeft een 15 duim lange spits en een 24 duim langen ronden staaf en een 6 duim lange schroef van geel koper, waardoor eene draaijing om de lengte-as van de lans bewerkstelligd wordt, zoodat deze op elke 40 voet ééne draaijing maakt. In de schroef is de lont aangebragt en zoo gekonstruëerd, dat ze in water of digt gesloten ruimte brandt, en, 25 seconden na het afvuren van het schot, de ¾ pond sterke springlading die in de steel van de bomlans aanwezig is, bereikt. De korte roeren en korte harpoenen zijn de beste, omdat zij niet zoo hoog opgeheven behoeven te worden en men ze te zekerder kan rigten. De uitvinder heeft zijne toesteIIen op de jongste wereld-tentoonstelling te Parijs doen prijken.



DE OUDHEID DER H. SCHRIFTEN OPNIEUW GESTAAFD. De heeren Farwioth en Pizzicani, twee bekwame en ijverige oudheidkundigen, houden zich sedert eenige jaren met oudheidkundige opgravingen bezig. In 1865 werkten zij met dit doel in de nabijheid van Syrisch Tripoli, te Nadir-Sarape, ten einde Grieksche en Romeinsche oudheden op te sporen. In plaats van deze vonden zij belangrijke Joodsche antiquiteiten. Een geheel Joodsch huis uit de eerste of tweede eeuw vóór Christus werd aan het licht gebragt. Eenige kamers waren nog geheel ongeschonden en de daarin aanwezige meubels vertoonden niet het minste spoor van beschadiging. Deze meubels kwamen grootendeels geheel overeen met die, welke men uit hetzelfde tijdvak in Egypte ontdekt heeft. Het huis scheen het eigendom geweest, te zijn een geleerde, althans — en dit is wel 't belangrijkste der geheele ontdekking — men vond er verscheidene boeken en geschriften. Hieronder waren, behalve eenige tot dusver nog geheel onbekende Hebreeuwsche dichtstukken, de boeken van Moses en David's Psalmen. En volgens de ongeloovige wetenschap zou een gedeelte van David's Psalmen nog onder de Makkabeërs zaamgesteld zijn, dus veel later. Het is zoet voor het Christelijk gevoel, wanneer de ware wetenschap de voorbarige stellingen van hare ongeloovige beoefenaars nietig verklaart en de waarheid van het Christendom staaft.



GOEDKOOPE GEGISTE DRANK. Men neemt op eene ton van 150 kan inhoud 2¼ kilo deeg van wittebrood, in den toestand zooals het onmiddelijk in den oven zou worden gebragt en mengt het met 8 à 10 kan water en 2⅔ kilo stroop. Men giet alles in de ton en vult deze vervolgens met water aan, terwijl men tegelijkertijd het vocht omschudt. De ton wordt op eene niet al te koele plaats gezet om de gisting te bevorderen. Na verloop van drie weken is het vocht helder en geschikt om te drinken.



HET BEZIGEN VAN VERGIFT BIJ DE WALVISCHVANGST. Door Dr. Thiercelin is voor de walvischvangst een vergiftig mengsel bereid, bestaande uit een der meest oplosbare strychnine zouten met ⅟20 gedeelte Curare. Strychnine is een der zwaarste vergiften uit het plantenrijk; het bevindt zich in de zoogenaamde kraanoogen of braaknoten, (de zaden van eene Zuid-Amerikaansche plant) in de St. Ignatius boomen en in het slangenhout. Strychninezouten, verbindingen van de strychnine met de zuren, zijn nog vergiftiger doordien zij beter oplosbaar zijn. Curare is eene zelfstandigheid, waarvan zich eenige wilde stammen van Zuid-Amerika bedienen om hunne pijlen vergiftig te maken; het gelijkt op zoethoutdrop, en is een hevig vergift, zoodra het in het bloed geraakt, hoewel het veelal onschadelijk is, wanneer het door de maag in het ligchaam komt; geraakt het in eene wond, dan volgt de dood zeer spoedig.

Door middel van 30 wigtjes van boven vermeld mengsel van strychnine en curare is men in staat een walvisch van 60,000 kilo binnen 4 à 10 minuten te dooden. Deze wijze is door onderscheiden walvischvangers beproefd en met goeden uitslag bekroond. Hier is gebleken dat de walvischachtige zoogdieren nog veel gevoeliger voor vergiften zijn dan de zoogdieren op het land, zelfs dat de hoeveelheid vergift voor het dooden dezer dieren benoodigd evenredig minder behoeft te zijn naar gelang het dier zwaarder is.



LUCIFERS. Als een staaltje hoe een schijnbaar onbeduidend artikel in den handel veler handen werk, en daardoor brood kan verschaffen, deelen wij het volgende mede over het vervaardigen van lucifers. Men kan zich eenigzins een denkbeeld vormen van het onnoemelijk getal lucifers, die vervaardigd worden te Frankfort in den staat New-York in Noord Amerika, als men weet dat daar ter vervaardiging van dat artikel jaarlijks 700.000 voet pijnboomen hout gebruikt wordt, en 400.000 voet lindenboomen hout om die in te pakken ter verzending. Zwavel heeft men daarvoor 400 vaten noodig en 9600 pond phosphorus. Voor het maken van doosjes gebruikt men dagelijks 1960 pond hout. Het benoodigd bordpapier en ander papier heeft eene waarde van ruim 17.000 gulden. Daar vinden voor de bereiding van dit artikel dagelijks 300 menschen werk ter vervaardiging van 144.000 doosjes lucifers.



EENE VOORTREFFELIJKE MANIER VAN BEWIJSVOERING. Eene dame uit een klein Noord-Hollandsch dorp liet een photograaf in Amsterdam haar portret maken. Nadat zij de proef had goed gekeurd, bestelde zij daarvan honderd stuks; doch toen die haar werden gezonden weigerde zij ze, te ontvangen, onder voorwendsel dat het portret niet gelijkend was, en zond het pakje aan den afzender terug. Insgelijks werden ook twee brieven, waarin de photograaf inlichtingen gaf, geweigerd. Deze wist zich echter uit die ongelegenheid te redden. Hij schreef de dame nog eenmaal een brief, plakte haar portret op de plaats van het adres en schreef daar slechts onder: Aan Mevrouw (naam onbekend) te H., en den naam van den afzender.

In H. waar, zooals gewoonlijk in kleine dorpen, allen elkander kennen, werd de brief terstond aan zijn adres bezorgd, en kon alzoo de dame hare bewering dat het portret niet gelijkend was, niet meer volhouden.