Pagina:De Katholieke Illustratie vol 001.pdf/269

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

264

ALLERLEI.



EEN ZELDZAME DIEF. In de omstreken van Nimes in Frankrijk heeft men onlangs een dief op heeter daad betrapt, die om de betrekking, die hij in de maatschappij bekleedde, zeker onder de zeldzaamheden mag gerekend worden. Sedert geruimen tijd ontdekte een tabakshandelaar dat hem geld, cigaren en tabak en kleinere en grootere hoeveelheden ontstolen werd; het was hem niet mogelijk den dief op het spoor te komen. Eindelijk besloot hij zijne nachtrust er aan te wagen en dus verborg hij zich des nachts in een hoek van zijn winkel, om den dief aftewachten. Gedurende twee nachten deed hij het te vergeefs, en den derden nacht wilde hij zich reeds te bed begeven, toen hij op eens iemand den winkel hoorde naderen; de deur werd geopend, en er trad een man naar zijne geldlade; onmiddelijk sprong de koopman uit zijn schuilhoek en greep den dief, die ten gevolge van den schrik niet den minsten wederstand bood. De koopman wierp hem te aarde en erkende in den dief — den Commissaris van Politie, die met hem hetzelfde huis bewoonde, en waarmede hij op den vriendschappelijksten voet stond. Weldra werd de hulp der politie ingeroepen en haar hoofd naar het verblijf der misdadigers vervoerd.



MIDDEL TEGEN DE RATTEN EN DE MUIZEN. Mengt eene gelijke hoeveelheid witte suiker of meel, in ongeleschte, fijn gemalen kalk: spreidt dit mengsel op een plankje of op een papier uit en legt dit op de plaats, die de muizen en ratten bezoeken. Zoodra hebben deze lastige gasten dit, voor hun zoo lekkere, preparaat niet geproefd, of zij vervallen een staat van verzwakking, en bezwijken terstond: wijl de kalk, zich verbindende met de vloeistoffen der maag, eene hitte ontwikkelt, die hun binnenste verbrandt en dus den dood veroorzaakt.



DE HENNEN EN HARE EIJEREN. Een geleerd schrijver, M. F. Cazalis verheft zijne stem tegen de landbouwers, die de hoenderteelt verwaarloozen; hij beveelt hen aan ze op te sluiten in daartoe geschikte lokalen, en bewijst dat eene hen, die gemiddeld jaarlijks 100 eijeren legt, die eene waarde van ƒ2.50 vertegenwoordigen, gevoed met boekweit, niet meer dan 1.40 aan onderhoud kost. Iets anders is het haar te voeden met haver, wat 1.90 fl, met rogge wat. 2.80 fl. zou beloopen: doch gelukkig! dergelijke lekkernij behoeven de kippen niet.

De hennen moeten niet uitsluitend met graan gevoederd worden: men doet goed, als toelage bij hetgeen boven is opgegeven, haar gehakte groenten voor te werpen. Ook kan men haar fijn gestampte aardappels geven, gemengd met zemelen, doch in dit geval zal men de hoeveelheid graan verminderen.

Als men hoofdzakelijk het leggen der eijeren beoogt, zorge men voor hennen, wier soort als goede eijerlegsters bekend staat. Langer dan vijf jaren moet men geene hennen houden en zo dan verwisselen voor jongere. De ondervinding, door tallooze waarnemingen bevestigd, heeft doen zien dat eene hen in het geheel slechts ongeveer 600 eijeren levert. Zie hier eene statistieke opgave hoe dit getal verdeeld is in een tijdperk van negen jaren:

eerste jaar . . . . 15— 20
tweede   „ . . . . 100—120
derde   „ . . . . 120—135
vierde   „ . . . . 100—115
vijfde   „ . . . . 60— 80
zesde   „ . . . . 50— 60
zevende   „ . . . . 35— 40
achtste   „ . . . . 15— 20
negende   „ . . . . 1— 10
Totaal 496 — 600



Het H. Graf.



NABIJ DE SEINEBRUG stond op zekeren avond een jong mensch, die, naar zijne bewegingen te oordeelen, aan de uiterste vertwijfeling ten prooi was; onophoudelijk boog hij zich over den vloed en riep: Eduard, Eduard! Er liepen menschen te zamen, aan wie de wanhopige verhaalde, dat zijn vriend Eduard in het water met den dood lag te kampen. Onmiddelijk liep hij weder naar den eersten pijler der brug en riep Eduard! Beneden antwoordde een flaauw gereutel. Natuurlijk zwom de liet water gevallene naar de brug, maar het was zoo donker dat niemand hem kon zien. „Houd u vast aan den pijler!" riep nu de trouwe vriend op de brug. Tegelijk verzocht hij aan de omstanders hem hunne zakdoeken te leenen, die hij dadelijk aan elkander knoopte. Wie zou zoo iets geweigerd hebben om iemand het leven te redden! De redder ontving wel vijftig zakdoeken; zijden, linnen, katoenen van allerlei kleur. Toen de lijn gereed was, bond hij er zijn sleutel aan om het onderste eind te bezwaren, en liet haar af. Terstond werd er aan getrokken. Goddank! riep hij, maar in zijne vreugde liet hij de lijn vallen, stond eenige oogenblikken als verpletterd en ijlde daarop naar den oever. De menigte volgde hem, en hare talrijkheid en de duisternis gaven hem gelegenheid te ontvlugten; hij spoedde zich naar een afgelegen buurt, waar hij met zijn vriend, die zich onder de brug verscholen had, de gestolen zakdoeken deelde. Men kan zich de woede van het bedrogen volk voorstellen!



KLEUR VAN DEN HEMEL. De heldere hemel komt ons blaauw voor, en dit blaauw is volgens de gesteldheid des dampkrings nu eens helderder, dan eens donkerder en soms witter. Op hooge bergen doet zich de hemel zeer donker blaauw, tja bijna zwart voor. De verklaring hiervan is deze: ware de lucht geheel doorzigtig, waren de deeltjes der lucht ieder op zich zelven niet in staat licht terug te kaatsen of liever te verstrooijen, dan zou de hemel zich aan ons ook volkomen zwart moeten voordoen, en op dien duisteren grond zouden de zon, de maan en de sterren schitteren. Nu echter kaatsen de deeltjes der lucht het licht terug, en hierdoor komt het, dat bij dag de geheele hemel helder schijnt, omdat de deeltjes der lucht, door de zon beschonen, het licht naar alle zijden verstrooijen. Deze verlichting van den dampkring door de zonnestralen is de reden dat wij de sterren niet bij dag zien. De deeltjes der lucht kaatsen voornamelijk het blaauwe licht terug, en daarom schijnt voor ons de donkere ruimte met blaauw overtogen. Hoe hooger wij ons in de lucht bevinden, des te dunner zal dit blaauwe bekleedsel zich voordoen, terwijl zich de hemel des te donkerder zal vertoonen. Daarom schijnt de hemel in het cenith altijd het donkerst blaauw en aan den horizont meer witachtig.



REGTMATIGE OPVOLGING. De regering van den kleinen Staat Paraguay, dat zijne onafhankelijkheid met zoo veel kracht tegen de vereenigde legers van Brasilië en der La Plata-Staten verdedigt, heeft een zeldzamen oorsprong. De republiek is van af haar bestaan het uitsluitend eigendom eener familie, wier leden met grooter veiligheid dan menig dynastie der Europesche Staten elkander in de republiek opvolgen. De tegenwoordige president, Don Francisco Solan y Lopez, is niet door volkskeuze, maar krachtens den uitersten wil zijns vaders met de waardigheid bekleed. Dit testament luidde aldus: „Ik vermaak de republiek aan mijnen eersten zoon Francisco, sterft hij, dan gaat zij over op mijn tweeden zoon Benacio, en mogt ook deze door den dood weggerukt worden, dan vervalt zij mijnen derden zoon Benigno; want het is mijn wensch dat de republiek immer door mijne naaste bloedverwanten in de regte linie geregeerd worde.



DE MELKHANDEL IN PARIJS. Een stad van ruim twee millioen menschen als Parijs dagelijks van melk te voorzien is geen kleinigheid, vooral wanneer de omstreken niet vee-rijk zijn. De spoorwegen moeten daarom de leveranciers zijn; zij slepen iederen dag de melkmassa uit de verwijderdste departementen naar de hoofdstad. De agenten van onderscheidene maatschappijen koopen de melk bij de boeren op, kooken ze, storten ze daarna in groote vaten en verzenden ze per spoor. lederen morgen tusschen 3 en 4 uur komt deze melkvloed aan, en ten 7 uur is hij over de verschillende huisgezinnen verdeeld.



EEN KLEIN UURWERK. In den winkel van een horlogiemaker te Munchen vindt men, volgens de Munchener-dagbladen, een horologie ten toon gesteld, dat welligt onder de kleinsten mag gerekend worden, daar het de grootte van een stuivertje niet te boven gaat. Het loopt op 10 robijnen en kan als manchetten-knoop gebruikt worden.