Pagina:De Katholieke Illustratie vol 001.pdf/47

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

36 / 37

DE WERELDTENTOONSTELLING TE PARIJS.


Vervolg.


Paviljoen van Suez. (Parijsche Tentoonstelling.)
Zonderling dat de keizerlijke Commissie een gebouw toegelaten heeft, waaraan slechts herinneringen kleven van den droevigsten aard, dat waarde had in een tijd, toen barbaarschheid en wilde zeden den schepter voerden, te meer daar de Commissie andere zaken geweigerd heeft als eene guillotine, waarmede vijf of zes menschen tegelijk konden ter dood gebragt worden.

Het denkbeeld van menschenvleesch te eten zal toch waarschijnlijk wel nimmer bij de beschaafde luî ingang vinden.

Terwijl wij zoo over Mexiko en beschaving redeneren, heeft in de rigting van het Paleis een volksoploop plaats; uit alle hoeken stroomen de menschen naar één punt, en ook de laan van Mexico, waarin wij ons bevinden, zendt zijne bezoekers er heen; wij volgen den stroom, die ons ter bestemder plaatse zal voeren, gaan door de laan van Australië, voorbij de Vereenigde Staten van Noord-Amerika en komen in Engeland in de nabijheid van de electrische bakens, door onze overzeesche buren daar opgerigt. Wat is nu de oorzaak van de geweldige opschudding, die ons tegen wil en dank over zee van het eene vastland naar het andere gevoerd heeft zonder dat wij water gezien hebben? Och, lezer, een van de duizenden voorvallen, die dagelijks op het veld van Mars in eene vergadering van twintig tot honderdduizend menschen plaats grijpen; eene kindermeid heeft het haar toevertrouwde wicht ergens nedergezet om te gemakkelijker hare nieuwsgierigheid te voldoen en heeft het uit het gezigt verloren; een wagen met vruchten is omvergerold; de zeer gevoelige voet eener dame is in aanraking gekomen met het wiel van een rolstoel of iets dergelijks. Ik herinner mij laatst van een voorval van dien aard gelezen te hebben, dat bijna het geheele Park in rep en roer bragt. Men weet dat onder de gekroonde hoofden, die een bezoek aan Parijs en de tentoonstelling gebragt hebben, ook de Turksche sultan behoort; de Parijzenaars, die reeds de Russische en Pruisische potentaten gezien hadden, waren niet weinig nieuwsgierig naar den Grooten Heer; alleen vreesden sommigen hunner dat deze wel eens kon doen wat hem de Koran vergunt, namelijk al het land in bezit nemen, dat hij met zijn geheiligden voet betrad, waardoor dus de Franschen echte Turken worden zouden. Zoodra nu was Abdul-Azir-Khan niet in Paris of het meerendeel der inwoners beijverde zich hem te zien; vernam men zijne nabijheid of hoorde men dat hij zich ergens begaf, waar men hem zou kunnen zien, dan wierp men weg wat men in de hand had en liep, dikwerf zonder gevolg, een uur door de straten. Zoo hoorde ook een vrouw, die in het Park der Tentoonstelling pruimen, perziken en andere vruchten verkocht, dat de Turk in aantogt was; de Groote Heer komt! de Groote Heer komt! klonk het uit een aantal monden, voornamelijk uit die der Parijsche jeugd. De vrouw verliet aanstonds haren wagen en liep naar de Grande Avenue, en de jongens, hunne list gelukt ziende, wierpen zich op de vruchten en verslonden er spoedig een goed deel van. Maar de vrouw ontdekte spoedig het bedrog, keerde weder en …. het overige kunt gij raden.

Zie, lezer, dergelijke voorvallen hebben het niet zeer benijdenswaardig gevolg dat gij geheel van uwe plaats gevoerd wordt, waar gij genot smaaktet en naar eene streek wordt gebragt, die op dien oogenblik weinig aantrekkelijks voor u heeft. Zoo zijn wij ook hier voor de bakens der Engelschen gekomen; wij zullen ze evenwel spoedig voorbijgaan, het lust mij thans niet over de electriciteit te spreken; zulks hoop ik later te doen, als wij weder eens eene phare ontmoeten. Liever gaan wij thans eens in het paleis om de wonderen in oogenschouw te nemen, die in de galerij der machinen ons aangeboden worden. Om in het paleis te komen moeten wij weder naar de Grande Avenue, en deze kunnen wij niet verlaten zonder aan onze linkerhand even het keizerlijk paviljoen bezien te hebben. Dit gebouw wordt door Napoleon en zijne gemalin Eugenie gebruikt, wanneer zij zich op de Tentoonstelling bevinden.
Chinese theeverkopers. (Parijsche Tentoonstelling.)
Waarvoor ?

Wel lezer, hoe onnadenkend! Als de keizer in het Paleis aankomt, is hij welligt vermoeid van den togt, die hij in een gemakkelijk hofrijtuig gemaakt heeft, of zijne kleederen zijn gederangeerd, ook moet hij een plaats hebben waar hij kan uitrusten en ademhalen na het einde van langdradige en vervelende plegtigheden, die onophoudelijk op de Tentoonstelling plaats hebben.

Het is een zonderling gebouw, dat Paviljoen; men zou het eerder een paleis van den Bey van Tunis dan van den Franschen Keizer achten. Het is zeer ligt en elegant gebouwd maar volstrekt zonder stijl; de Franschen willen dat het in den Algerijnschen stijl opgetrokken is; welligt zeggen zij dit, omdat het uit de handen is gekomen van den heer Lehman, een architekt die bekend is om zijne Algerijnsche en Moorsche voortbrengselen. Nu hebben de Franschen, zoo min als wij, Nederlanders, een eigen stijl, doch zij hadden ten minste hun keizer een Europeesch paleis moeten geven; om van den meer kerkelijken stijl, den Gothischen, niet te gewagen, hadden zij den Byzantijnschen, den Italiaanschen, of den Grieksch-ltaliaanschen kunnen kiezen. Het is omgeven van een galerij, die door eene ballustrade omringd wordt, en heeft aan leder der vier gevels een breeden stoep waarvoor een trap van 12 treden. Wat het grooten luister bijzet is het glaswerk, waardoor men in het paviljoen naar alle hoeken van het Park en het Paleis zien en het publiek, dat er geen toegang heeft, de rijke meubelen kan bewonderen. Een breed zeil, boven het terras gespannen, beschermt de bezoekers tegen den regen.

Op de ballustrade bevinden zich bij iederen trap twee beelden en langs de galerijen vier bloemvazen; daarenboven rusten op haar 16 bronzen kolommen, die benevens het zeil even zoo veel kolossale bronzen arenden dragen; op iedere twee kolommen staat de letter N; men ziet het, de Keizer heeft voor zijne onderdanen niet onder gedaan maar ook een naambordje voor zijn huis willen hebben.

Internationaal Koffijhuis. (Parijsche Tentoonstelling.)

Van binnen bestaat het paleis uit drie salons, waarvan de ornamentatie en het prachtig huisraad, alles het werk van de heeren gebroeders Duval, als wonderen van rijkdom en smaak mogen beschouwd worden.

De middelste Salon, tevens de grootste, is het bijzondere vertrek des keizers. De muren zijn bekleed met behangsels van Neuilly, vervaardigd naar speciale allegorische teekeningen. Het gewelf, dat zich onder den dom uitstrekt, is rijk beschilderd in den stijl Lodewijk XIV welke ook die is van de meubelen.

De beide andere cirkelvormige salons behooren der keizerin en den keizerlijken kroonprins. Het eerste, met Lyonsche zijden stoffen behangen, is bewerkt naar den stijl Lodewijk XVI; van het laatste zijn naar Algerijnschen stijl de wanden met onderscheidene stoffen bekleed en deze met passementwerk afgezet.

Thans verlaten wij het Park en begeven ons in het Paleis; naauwelijks zijn wij In de vestibule gekomen of wij ontmoeten de eerste galerij, van den centralen tuin af de zesde, waar wij allerlei machinen in oogenschouw zullen nemen. De machinegalerij, de Oostersche afdeeling en de gereserveerde tuin in het Park zijn de belangrijkste en schoonste punten der geheele Tentoonstelling; het is dus billijk dat wij die in al hare bijzonderheden gaan bezoeken.
Tent van den eersten Minister van den Bey van Tunis. (Parijsche Tentoonstelling.)
Beginnen wij met een algemeen overzigt der machine-galerij. Deze galerij, 1200 el lang bij eene breedte van 35 el, is, als de laatste zijnde, de grootste van allen; de 176 pijlers, die haar ondersteunen en elk ongeveer 12000 ponden wegen, zijn 26 el hoog. In het midden dier galerij is eene plate-forme van gegoten ijzer opgerigt, die even als de galerij eene lengte van 1200 el heeft en gedragen wordt door een zuilenrij, waarvan de uiteinden, met elkander in verbinding gebragt, den bezoeker op het plate-forme tot ballustrade dient; de zuilen zijn dun of dik; in het laatste geval moeten zij de boomen dragen, die de machinen in beweging brengen; deze inrigting, waardoor de bezoeker de werktuigen en hunne werkingen, daar zij bijna altijd in beweging zijn, tot in de kleinste bijzonderheden kan nagaan, kan niet anders dan der keizerlijke commissie tot lof strekken.

De galerij is verdeeld in 15 deelen, waarvan er 8 aan de Franschen zijn toegestaan, wier machinen gezamenlijk 350 paardenkracht vertegenwoordigen; de overige deelen zijn ingenomen door

België, wiens machinen 40 paardenkracht hebben,
de N. Duitschen Bond, 35
de Z. Duitsche Staten, 14
Oostenrijk, 20
Zwitserland, 17
Amerika, 50
Engeland. 100

Sommige machinen zijn niet in de galerij opgenomen maar in het Park of aan de Seine geplaatst; het zijn die, welke gevaar voor brand opleveren, onaangename reuk verspreiden of stof van zich afgeven zouden, al hetgeen een bezoek in de machinen-galerij minder aangenaam maken zou.

Bij eene wandeling door het rijk van ijzer en stoom vinden wij een aantal voorwerpen die ons minder bevallen, die wij meer en fraaijer gezien hebben; ja er zijn er die wij zouden willen verwijderen, daar zij om hunne nietigheid en gering nut geen plaats waardig schijnen in het Paleis der Tentoonstelling.

Dit is evenwel een gebrek dat iedere expositie, waar en wanneer ook gehouden, moet aankleven; men behoort ook niet aanstonds den blik te rigten op de voorwerpen, die even goed gemist konden worden, maar ze beschouwen als eene plaats innemende, die door hunne tegenwoordigheid bon gré mal gré vervuld is.

Wat den bezoeker in de galerij der machinen treft, is de uitgebreide verzameling van in beweging zijnde werktuigen, die de verschillende vormen des menschelijken arbeids, de zamenwerking van kracht en wetenschap, van stof en vernuft voorstellen en van het vermogen van den mensch, de breede vlugt zijner onderzoekingen en opvattingen, het vernuft van zijn geest, zijne vorderingen, zijne nasporingen, de uitgebreidheid en de resultaten van vereende magt, sociale kracht en het erfelijke zijne uitvindingen getuigen. Dat staat een ieder voor oogen, welke die enorme ijzermassa's, die raderen, die elkander aangrijpende tandwerken komt beschouwen, welke door een stoomketel worden in beweging gebragt, en waardoor de mensch, die niet in staat is het kleinste dier ijzeren of houten voorwerpen van zijne plaats te nemen, naar willekeur over honderd paardenkracht kan beschikken.
Russische stallen. (Parijsche Tentoonstelling.)
De beschaafde, wel onderwezene, goed opgevoede mensch aan wien niets wat menschelijk is, geheel vreemd is, die niet alleen datgene komt beschouwen, wat hem ten opzigte van zijn vak meer bijzonder belang inboezemt, maar ook wil onderzoeken welken vooruitgang de wetenschap, de kunst en de arbeid gemaakt hebben, welke vorderingen vervuld zijn, welke verwacht kunnen, welke gemaakt moeten worden, zal ras bespeuren dat in dit onmetelijke rijk van reusachtige en nederige voorwerpen zijne oordeelen dikwerf valsch, zijne besluiten vaak ongegrond zijn; hij zal zich verdwaald zien in dat labyrinth, waarin de catalogus zelfs hem niet tot draad van Ariadne zal kunnen dienen.

Wanneer hij, in deze of in eene andere galerij gekomen den blik laat weiden over de tentoongestelde voorwerpen en daarbij zich zelven afvraagt, waarin toch die ontzaggelijke vooruitgang bestaat, waarop onze tijd zoo trotsch is, dan moet hij zich een zeer ontmoedigend antwoord geven. Waarin toch is onze tijd den verledene vooruit? Plaats met uwe verbeelding eenige meubelen uit de 14e 15e en 16e eeuw, waarvan men in sommige musea nog eenige overblijfselen vindt, tusschen de schitterende voorwerpen der meubelengalerij; hang stukken uit de Italiaansche en Spaansche scholen der Renaissance in de galerij der schoone kunsten; breng tusschen de voorwerpen van gelijke soort de oude Brusselsche en Gentsche kanten, de fluweelen, zijden met goud en edelgesteenten bestikte en met hermelijn gevoerde mantels der ridders en edelvrouwen uit de zoo verachte middeleeuwen, de voortbrengselen der goudsmeedkunst en van het