Pagina:De Maasbode vol 069 no 27275 Avondblad ROTTERDAM.pdf/1

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

ROTTERDAM.



GETRACHT ZIJN MEISJE TE WORGEN.


Omstanders moesten hem van zijn slachtoffer trekken.


Het O.M. eischt vier jaren gevangenisstraf tegen den jeugdigen verdachte.

In den avond van den 10en September zagen eenige voorbijgangers, op de Maaskade dat ’n jongeman een meisje met beide handen bij de keel greep en haar achterover op straat neerdrukte Ze schoten dadelijk te hulp en slaagden erin het meisje te ontzetten. Wegens poging tot doodslag heeft mr. F. M. Wilbrenninck, die het O.M. vertegenwoordigde bij de behandeling voor de rechtbank tegen den jongeman, den 23 jarigen motorhersteller C. J. K. een gevangenisstraf van vier jaren geëscht.

De verdachte had reeds sedert eenige maanden omgang met ’t bedoelde meisje de 22-jarige dienstbode Maria L. van Straten. Op 28 Augustus had het meisje, mede op aandrang van haar familie, de verhouding tusschen hen verbroken. Op den 2en September was zij in een betrekking bij een familie aan de Maaskade gekomen en in de daarop volgende dagen heeft verdachte haar in de Sleephellingstraat opgewacht, wanneer zij uit haar dienst kwam, maar zij had de verhouding niet meer willen herstellen. Op 10 September had verdachte haar weer opgewacht. Zoodra hij haar zag was hij, naar hij bij zijn verhoor verklaarde, op haar toegeloopen. Zij hadden daarop slechts een paar woorden met elkaar gewisseld, waaruit verdachte kon opmaken, dat zij nu met een anderen jongen ging. Zij had toen minachtend haar neus opgetrokken en dat had hem toen zoo geprikkeld, dat hij met beide handen naar haar keel gegrepen had en haar op de straat had neergedrukt. Hij had echter niet de bedoeling gehad haar van het leven te berooven.
Je hebt toch gezegd, dat er dan maar twee levens verwoest moesten worden? vroeg de president.
Verdachte kan zich dat niet meer herinneren.
Bij de politie heb je toch verklaard en ook nog gezegd, dat je zoudt hebben doorgezet, als er geen menschen waren toegeschoten.
Ik heb me kwaad gemaakt op dat minachtend neusoptrekken en ik weet niet waarom ik haar eigenlijk heb aangegrepen, zegt verdachte.
De dienstbode Maria L. van Straten zeide verdachte op 28 Augustus te hebben verlaten. Zij heeft hem daarna nog wel ontmoet, maar op 5 September heeft zij hem een brief geschreven, dat zij met rust gelaten wilde worden. Toen zij op 10 September des avonds haar dienst verlaten had en door de Sleephellingstraat liep, was verdachte plotseling achter een transformatorhuisje vandaan gekomen.
Jij zou mij wel ongelukkig mogen maken en ik jou niet? had verdachte geroepen, terwijl hij haar bij de keel greep. Getuige had een paar stappen achteruit gedaan en zij was geschrokken van de leelijke uitdrukking, in het gezicht van verdachte. Déze had toch toegegrepen en haar keel dichtgeknepen, terwijl hij haar achterover op de straat wierp. Zij had, terwijl verdachte op haar lag en haar keel dichtgeknepen hield, bemerkt, dat er menschen te hulp waren gekomen, maar verdachte hield, hoewel zij voelde, dat er aan zijn lichaam getrokken werd, toch haar keel dichtgeknepen. Toen verdachte eenmaal van haar was afgehaald, had zij hem niets hooren zeggen.
De president wijst er deze getuige op, dat ook haar een belangrijke mate van schuld treft, doordat haar verhouding met verdachte meer was, dan uit de benaming van verloofden wel zou blijken. Dat deze jongeman nu op de verdachtenbank zit is, volgens het inzicht van den president mee aan haar te wijten.
Vervolgens worden eenige mensche gehoord, die het slachtoffer hulp hebben geboden, waarbij vooral de hoofdcontroleur K. Been, de kruidenier. Pijl en zijn vrouw een werkzaam aandeel hebben gehad. Verdachte had zijn handen zoo vast om de keel van het meisje, dat men die heeft moeten openbreken. Toen verdachte al eenigen tijd van het meisje was gescheiden en uiterlijk weer geheel kalm was, had hij nog gezegd:
Ze gaat er toch aan, of ze moeten mij voor altijd opsluiten.
Dr, S. Weijl, die een psychiatrisch onderzoek naar verdachte heeft ingesteld, noemde hem een hysterische, emotioneele persoonlijkheid, die snel en heftig reageert. Verdachte heeft voorts een groot gevoel van eigenwaarde. Volgens het inzicht van den deskundige is de daad in een opwelling gepleegd, zonder dat er van voorafgaand overleg sprake is geweest Getuige meent, dat verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar kan worden geacht.
Het O.M. herinnerde er zijn requisitoir aan, dat dit nu al binnen een half jaar de derde poging tot doodslag is, die op een meisje is gepleegd dat de vroegere verhouding niet wenschte voort te zetten. In den tijd, dat deze twee menschen met elkaar omgingen, hebben zij voldoende gelegenheid gehad om te weten te komen, dat zij niet bij elkaar pasten.
Uit zijn verklaringen tegenover de politie en uit wat de getuigen hebben meegedeeld is wel genoegzaam gebleken, dat verdachte het meisje heeft aangegrepen om haar van het leven te berooven. Het O.M. blijft van meening, dat een meisje het recht heeft een einde te maken aan een verkeering, die zij vrijwillig heeft aangegaan en mannen, die in dergelijke gevallen naar wapens grijpen of op andere wijze het meisje leed willen doen, zijn een gevaar voor de maatschappij en zij handelen onmaatschappelijk. Het O.M. acht een strenge bestraffing noodig en het eischt een gevangenisstraf van vier jaren.
In de zaal klinkt ploseling een luide gil. De moeder van verdachte, die op de publieke tribune de handeling heeft gevolgd, is in onmacht gevallen.
Mr. C. J. de Vriese heeft in zijn pleidooi veel aandacht besteed aan wat tot dit drama heeft geleid. Pleiter deed mededeeling van een aantal brieven, die het meisje tusschen 28 Augustus en 10 September aan verdachte heeft geschreven en waaruit valt af te leiden, dat er geen breuk was tusschen beiden, maar dat het meisje het met het oog op haar familie gewenscht achtte de verhouding eenigen tijd op te schorten. Op 10 September schrijft zij hem tenslotte af in een brief, waarin zij hem tegelijk er mededeeling van doet, dat zij met een anderen jongen gaat. Het is die brief, waarop verdachte snel en heftig heeft gereageerd. Pleiter verzocht bij de oplegging van straf daarmee rekening te willen houden.
In zijn repliek heeft het O. M. mededeeling gedaan van ingekomen rapporten over verdachte, zoowel als over het meisje, waaruit blijkt, dat op het gedrag van het meisje niets te zeggen valt, terwijl het oordeel over verdachte niet bijzonder gunstig luidt, afgezien dan van het rapport uit de tuchtschool te Ginneken, waarin hij om civiel-rechtelijke redenen was geplaatst. Maar zulk een rapport zegt het O. M. niet veel, omdat het in vrijwel alle gevallen wordt uitgebracht.
Getuige Van Straten, die daarop nogmaals voor het hekje geroepen wordt en aan wie de president eenige vragen stelt, naar aanleiding van de brieven, die zij geschreven heeft, zegt, dat zij aldus geschreven heeft om te voorkomen, dat verdachte naar haar huis zou komen. Zij is niet bij hem gebleven, omdat zij van hem hield, maar omdat zij redenen meende te hebben, dit aan hem verplicht te zijn. Zij heeft, naar zij zegt, alles in het werk gesteld om een flinken jongen van hem te maken.
Na dupliek van mr. De Vriese bepaalt de rechtbank de uitspraak op 18 Maart.



BEDRIEGER BEDROGEN.


Van een schipper, die zijn bootje wilde laten repareeren.

Gisteren vervoegde zich bij de directie van een Scheepswerf te Hendrik Ido Ambacht de 34-jarige schipper H. H. Deze zeide een beschadigd schip te hebben, dat op de rivier ligplaats had genomen onder Dordrecht. Nu wilde hij het schip op de werf laten repareeren. Om een en ander in orde te maken moest de schipper echter naar Rotterdam, doch hij had op het oogenblik geen geld op zak en vroeg den directeur hem „even” 50 gulden te leenen. De directie schreef een cheque uit, betaalbaar op een bank te Rotterdam en de schipper vertrok.
Nauwelijks was H. echter vertrokken of de directeur begon argwaan te krijgen. Hij belde de bewuste bankinstelling op en zeide het beter te vinden de cheque nog niet uit te betalen en de politie op de hoogte te stellen.
De politie werd gewaarschuwd en toen de bewuste schipper zich aan de bank vervoegde werd hij door de recherche gegrepen. De schipper bekende zich aan oplichting te hebben schuldig gemaakt. Hij is ter beschikking gesteld van den burgemeester van Hendrik Ido Ambacht. Bij het onderzoek is voorts gebleken, dat de schipper de vorige week met een dergelijk verhaaltje was gekomen bij de directie van een scheepswerf te Capelle a. d. IJssel, alwaar hij 25 gulden heeft weten los te krijgen. Ook te Bolnes heeft de bedrieger geprobeerd zijn slag te slaan, doch daar was het hem niet gelukt.



WARD-EXAMENS.

Aan de kweekschool St. Lucia Aert van Nesstraat 29 slaagden voor „Ward” I de dames B. Guise, M. v. d. Bosch, A. v. Houten, J. Keesen, M. Krol, W. La Grouw, E. Richters, J. Schoonebeek, A. M. Vervaart, C. Verweij, M. v. Wiechen.
Voor „Ward” II: Eerw. Zr. Paulo, Eerw. Zr. Rustica, Eerw. Zr. Chrysantha, de dames J. v. Bergem, E. v. Bragt, E. v. Burg, E. v. Dun, M. v. Eck, H. Jorna, S. Lemmens, E. Némethy, H. Persoon, H. v. Ravesteijn, J. v. Teeffelen, G. Vermeulen, J. Verweij, A. Wortelboer, J. v. Wijk.

29780 MV 33

De moord in de Oran­je­boom­straat.


Twee-en-twintig getuigen opgeroepen.

DE rechtbank heeft hedenmiddag een aanvang gemaakt met de behandeling van de zaak tegen den 38-jarigen loswerkman H. T. die ervan verdacht wordt op Zaterdagavond 19 September in een pand aan de Oranjeboomstraat een 38-jarige vrouw te hebben vermoord door haar met een steekbeitel eenige slagen op het hoofd toe te brengen.

Zooals men zich herinneren zal, deed de politie op Zondagavond 20 September te omstreeks kwart over tien een lugubere ontdekking, toen zij pand 173a aan de Oranjeboomstraat binnenkwam. Zij trof daar in de achterkamer van die woning het lijk van een vrouw aan tegen een deur, die van binnen was afgesloten. Bij het lijk, dat een groote wonde aan het achterhoofd vertoonde, werd een groote plas bloed gevonden. De toestand in de kamer wees er op, dat er een worsteling had plaats gehad. Toen de politie het lijk vond, was de vrouw al ongeveer veertien uren dood.
Om 10 uur in den Zondagavond was de politie van het bureau Nassaukade opgebeld door een verpleger van het Ooglijdersgesticht in de Nadorststraat, die namens een patiënt vroeg een onderzoek te willen instellen naar de 38-jarige vrouw M. K. die binnenkort in het huwelijk zou treden. De vrouw had beloofd den patiënt op Zondagmiddag te komen bezoeken, maar ze was niet verschenen en nu maakte de patiënt zich ernstig ongerust over haar.
De aard van de mededeeling was dermate onrustwekkend, dat er dadelijk een agent van politie naar het opgegeven adres werd gezonden, die toen tot de ontdekking kwam, dat de vrouw vermoord in haar woning lag. Op het oogenblik, dat de agent van politie zich aan de woning in de Oranjeboomstraat vervoegde, waren de kostgangers van de vermoorde vrouw reeds tot de ontdekking gekomen, dat er iets niet in orde was. Mejuffrouw Jansen toch had, thuiskomende, bemerkt dat haar hospita niet als gewoonlijk voor haar had gezorgd. Dat was de aanleiding dat zij aan de kamerdeur aanklopte. Toen zij niet werd opengedaan, had zij willen binnentreden, maar de deur gesloten gevonden. Dat was haar bijzonder vreemd voorgekomen, omdat zij door een kier licht zag branden in deze kamer. Reeds denzelfden avond arresteerde de politie den 38-jarigen loswerkman H. T. die thans, als verdachte van den moord moet terechtstaan. Die arrestatie hield geen verband met den moord. Reeds eenige dagen te voren was T. aangehouden als verdacht betrokken te zijn bij een inbraak. Er was toen tegen hem niet voldoende bewijs te construeeren, zoodat hij weer op vrije voeten werd gesteld. Intuschen werd het onderzoek in deze inbraak verder voortgezet en daarbij kwam eenig bezwarend materiaal tegen T. voor den dag, waarop de politie andermaal tot arrestatie van T. overging.
Toen de politie vernam, dat T. een goede bekende was van de vermoorde vrouw, werd het onderzoek in die richting voortgezet. Zoowel de patiënt uit het Ooglijdersgesticht als de beide kostgangers verklaarden, dat T. herhaaldelijk op bezoek kwam bij de thans vermoorde vrouw en dat hij buitengewoon op haar gesteld was. De vrouw echter had tegenover de kostgangers meermalen uiting gegeven van haar angst voor T.
Korten tijd na zij arrestatie heeft T. voor de politie een omstandige bekentenis afgelegd.
Hij had verklaard, dat hij dien Zaterdagavond om 8 uur aan de woning in de Oranjeboomstraat had aangebeld. Nadat de deur opengetrokken was, had T. zich naar boven begeven, maar in de gang van de tweede etage was het al dadelijk tot ruzie gekomen met de vrouw, omdat zij hem voor dief had uitgescholden. Dat had T. zich erg aangetrokken en al ruziemakende en scheldende waren zij in de achterkamer gekomen. Daar greep de vrouw een op een kast staand beeldje, dat zij hem naar het hoofd wilde gooien. T. had toen een steekbeitel opgenomen, die ook op die kast lag en daarmee had hij haar een paar slagen op het hoofd gegeven. De vrouw was gevallen en T. had zich daarop uit de kamer verwijderd. Hij wist zeker, dat de vrouw nog leefde, toen hij de kamer verliet. Zelf heeft T. toen de kamerdeur dichtgetrokken, maar hij deed haar niet op slot.
Na zijn daad was T. naar beneden geloopen. Hij had de straatdeur wijd open laten staan en de steekbeitel, die hij nog bij zich had, had hij in het Spuikanaal (Mallegat) geworpen.
De politie heeft op de door T. aangeduide plek langdurig gedregd, maar het voorwerp, waarmee de moord gepleegd zou zijn, niet gevonden.
Bij het verdere justieele onderzoek is T. weer op die bekentenis teruggekomen.

De dagvaarding

De dagvaarding legt H. T. primair moord ten laste. Subsidiair zijn gesteld doodslag, mishandeling, den dood tengevolge hebbend.
Het O.M. vertegenwoordigd door mr. F. M. Wilbrenninck heeft negentien getuigen opgeroepen, onder wie drie deskundigen.
Van de zijde der verdediging, die gevoerd wordt door mr. G. J. Scholten zijn drie getuigen à décharge opgeroepen.
De rechtbank wordt gepresideerd door mr. G. L. van Oosten Slingeland.

(Wordt vervolgd.)


MODELBOUWCLUB.

Woensdagavond 3 dezer werd te dezer stede opgericht de Rotterdamsche Modelbouw Club, welke zich ten doel stelt onder haar leden het bouwen van modellen, zoowel scheeps-, machine-, jacht- als vliegtuigmodellen, te bevorderen.
De contributie-regeling werd zoodanig getroffen, dat ook werkloozen en juniores zich zonder bezwaar kunnen aansluiten.
Het bestuur werd als volgt vastgesteld: A. Bravenboer, voorzitter; F. W. Hoogmoed, penningmeester; A. van Oudgaarden, Newtonplein 22-b Schiedam, secretaris.

EEN „GRETA CARBO” GELIJK.


Hoe een onbetaalde kwitantie werd geïnd.

Een coiffeur hier ter stede had zich laten overhalen om in een klein blaadje een advertentie te plaatsen voor zes achtereenvolgende weken. De advertentie zag er goed uit en zes weken lang werd de kapperswinkel geprezen. De zevende week prijkte de advertentie echter weer in het bewuste blaadje, en zoo ging het de achtste, de negende en de tiende week enz. totdat weer zes plaatsingen achter den rug waren.
Op een bewusten dag werden nu twee kwitanties gepresenteerd, maar de coiffeur betaalde slechts de eerste zes plaatsingen, daar hij voor de overige advertenties geen opdracht had gegeven. De man die het geld echter had te innen was slim. Hij stuurde zijn vrouw met afhangende hoofdharen naar den coiffeur om zich te laten kappen. Zij wilde eens goed gekapt worden en alles en nog wat werd aan het haar besteed. De dame zat nu eenmaal toch op haar stoel en zij liet zich mede een verzorging van de handen en voeten welgvallen.
Na enkele uurtjes was de cliënt een „Greta Garbo” gelijk en de coiffeur had zelf schik in het werk.
De rekening!
Zes gulden en vijftig cents, mevrouw!
Mevrouw opende haar tasch en betaalde met de „onbetaalde kwitantie” voor de tweede zes plaatsingen van de advertentie.
De coiffeur nam daarmee geen genoegen en met een „’t is een schande, ’t is een schande” stapte hij bij de politie binnen. Na den coiffeur eerst wat tot kalmte te hebben gebracht, gaf de politie te kennen, dat het hier een civiele zaak betrof en......... de rest laat zich begrijpen.
Met den uitroep: „dat is een nog grooter schande” verliet de coiffeur het bureau.
Of de kapper nog zooveel genoegen zal hebben van zijn „Greta Garbo-kopje” is te betwijfelen. Wat hij verder zal doen, vermeldt de historie evenmin.



VAN DEN WAL IN DE SLOOT.


Een dure taxi.

De 26-jarige marconist W. T., thuishoorend aan boord van het Engelsche s.s. „Strandella”, had zich gisteravond iets verlaat en ging met een taxi naar boord van zijn schip aan de Vondelingenplaat. De kosten der taxi waren echter voor den marconist veel te hoog en hij weigerde dan ook te betalen. Hierop nam de chauffeur de overjas van den marconist in pand. Nadat er heel wat woorden waren gevallen, besloot de marconist tenslotte het gevraagde bedrag te betalen. Aan boord gekomen, ontdekte T, echter, dat uit zijn jas een bedrag van ƒ 6.50 was gestolen. De man deed aangifte bij de politie, die thans op zoek is naar den snorder.



TOONEELWEDSTRIJD „MUTUA AMICITIA”.


De Amsterdamsche Rederijkerskamer „Helmers” speelt „De Duivel”.

De internationale tooneelwedstrijd, bij gelegenheid van haar veertigjarig bestaan uitgeschreven door de Kon. Erk. Declamatieclub „Mutua Amicitia”, is gisteren beëindigd. Als laatste der Mohicanen is de Rederijkerskamer „Helmers” uit Amsterdam gekomen met „De Duivel”, spel in drie bedrijven van Franz Molnàr in de bewerking van Adolph Engers. Cor Pieters had de regie.
Over het stuk zelf hebben we ons al meermalen in afkeurenden zin uitgelaten. Het is een kunstig bedenksel van een zoeker naar nieuwe expressie-mogelijkheden in een tijd, toen het tooneel nog hokvast huisde in het burgerlijk gezin van mevrouw de weduwe Werkelijkheid. Men zou de suggestie van het bestaan eener zoo boshafte Welt doorzichtig genoeg kunnen noemen om er de schouders over op te halen en het geheel voor kennisgeving aan te nemen, zoo er niet de verleidelijke, geraffineerde sfeer van de sproke was, die biologeert en het nuchter denken terzijde dreigt te stellen. Wat ’n cynisme en sarcasme overigens! Knap, handig werk van een man, die zijn talenten beter in andere richting kon besteden.
Wie den stelregel l’art pour l’art huldigt en voor wien moreele motieven geen richtsnoer vormen, kan de verleiding om succes te bereiken met voor zich geknipte, dankbare speelrollen, groot worden. En wanneer dan de uitnoodiging tot mededinging in een concours arriveert, waar alleen de acteer- en regie-eigenschappen meewegen, neemt men zijn toevlucht tot zoo’n werk, waarvoor men op dat moment over het beste levend materiaal beschikt.
Zoo bezien konden we ons voorstellen, dat „Helmers” met dit dertig jaar oude beestje van Molnàr verscheen. Voor de centrale figuur van den duivel bleken de Amsterdammers over een vertolker te beschikken, die qua figuur en stem er wezen mocht, wiens lenigheid echter niet in staat is er — voorzoover de door den schrijver aangegeven contouren dit toelaten — een bezielde figuur van te componeeren, als hij wat minder concessies doet aan de zaal. ’t Had nu en dan lichtelijk den schijn van een speculatie op succes bij het auditorium.
Van de overige figuren zouden we veel goeds kunnen vertellen. In het kader van dit zware concours viel niemand uit den toon en de regie heeft er een merkwaardige opvoering van weten te maken.
Met belangstelling zien we het oordeel van de jury tegemoet. Ze zal dit bekend maken op de slotvoorstelling van „Mutua” op Dinsdag 20 April a.s., eveneens in „Palace”.



STAKING AAN BOORD.

Aangaande het bericht met betrekking tot een staking aan boord van het s.s. „Katori Maru” van de N. Y. K.-line, deelt de firma van Ommeren te Rotterdam ons mede, dat de persmededeeling aangaande een z.g. staking van officieren en machinisten ten sterkste overdreven is. De feiten zijn, dat ongeveer 70 jongelieden (officieren) een grief meenden te hebben over een zeker vlag-incident en de schepen verlieten. Uit een telegram, ontvangen van het hoofdkantoor te Tokio, blijkt, dat hun actie in geenendeele invloed had op het vertrek der schepen en dit ook met geen enkel schip het geval zal zijn.