Deze pagina is proefgelezen
En leerde zich bereiden,
Bereiden voor ’t geval;
Bereiden voor ’t geval;
En haakt met alle vromen
Naar ’t oord, waar vroeg of laat
Weer allen samenkomen
En niemand henengaat.
Naar ’t oord, waar vroeg of laat
Weer allen samenkomen
En niemand henengaat.
ONDER DE LINDE.
Ik min u, o mijn Lindeboom,
Zoo rijk, zoo lommerdicht;
Nochtans, o Herfstwind, koom ja koom!
Ontloover mij mijn groenen boom –
En door de ontblaêrde takken stroom’
En straal’ mij ’s Hemels licht!
Zoo rijk, zoo lommerdicht;
Nochtans, o Herfstwind, koom ja koom!
Ontloover mij mijn groenen boom –
En door de ontblaêrde takken stroom’
En straal’ mij ’s Hemels licht!
WELGELEGEN.
’k Noem mijn huis, vol huwlijkszegen,
Kinderliefde en moedermin,
Somtijds lachend: Welgelegen;
Maar die scherts heeft droeven zin.
Kinderliefde en moedermin,
Somtijds lachend: Welgelegen;
Maar die scherts heeft droeven zin.
„Welgelegen? woont gij buiten?
Of is ’t uitzicht dan zoo schoon
Op uw stadje, door de ruiten?” –
Neen: doch weet ge wáár ik woon?
Of is ’t uitzicht dan zoo schoon
Op uw stadje, door de ruiten?” –
Neen: doch weet ge wáár ik woon?
Vlak bij ’t kerkhof!:Al de dooden
Moeten steeds mijn huis voorbij
En verkonden, stille boden:
„Heden ik en morgen gij.”
Moeten steeds mijn huis voorbij
En verkonden, stille boden:
„Heden ik en morgen gij.”
’t Is wel vroolijk! zelfs bij tijden
Al te vroolijk! veel te druk
Al te vroolijk! veel te druk