Pagina:Grondwet voor het Koningrijk der Nederlanden (1848).pdf/31

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

van Gedeputeerde Staten, waaraan, volgens de regels door de wet te stellen, de dagelijksche leiding en uitvoering van zaken worden opgedragen, en zulks hetzij de Staten zijn vergaderd of niet.

137. De Koning stelt in alle provincien commissarissen aan, met de uitvoering zijner bevelen en met het toezigt op de verrigtingen der Staten belast.

Deze commissarissen zitten voor in de vergadering der Staten, en in die der Gedeputeerde Staten, en hebben stem in laatstgenoemd collegie.


DERDE AFDEELING.

Van de Gemeentebesturen.


138. De zamenstelling, inrigting en bevoegdheid der gemeentebesturen worden, nadat de Provinciale Staten zijn gehoord, door de wet geregeld, met inachtneming der voorschriften, in de volgende artikelen vervat.

139. Aan het hoofd der gemeente staat een raad, welks leden onmiddellijk door de ingezetenen, op de wijze door de wet te regelen, voor een bepaald aantal jaren worden verkozen.

De voorzitter wordt door den Koning ook buiten de leden van den raad benoemd, en ook door hem ontslagen.

Om kiezer in eene gemeente te zijn, moet men de vereischten bezitten in art. 76 gevorderd ; de belasting-som, daar bepaald, wordt echter op de helft gebragt.

140. Aan den raad wordt de regeling en het bestuur van de huishouding der gemeente overgelaten. Op de verordeningen, welke hij te dien aanzien maakt en aan de