Pagina:Grondwet voor het Koningrijk der Nederlanden (1848).pdf/5

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

worden bezeten erfelijk, overeenkomstig de navolgende bepalingen.

12. De wettige nakomelingen van den regerenden Koning, zijn de kinderen reeds geboren, of die nog mogten geboren worden, uit zijn tegenwoordig huwelijk met Hare Majesteit Frederika Louisa Wilhelmina, Prinses van Pruissen; en voorts in het algemeen alle afstammelingen, welke geboren zullen worden uit een huwelijk door den Koning, met gemeen overleg der Staten-Generaal aangegaan, of toegestemd.

13. De kroon gaat over door regt van eerstgeboorte, des dat de oudste zoon van den Koning, of wel het mannelijk oir van den oudsten zoon bij representatie, opvolgt.

14. Bij ontstentenis van mannelijk oir uit den oudsten zoon gesproten, gaat de kroon over op diens broeders of hun mannelijk oir, insgelijks door regt van eerstgeboorte en representatie.

15. Bij geheele ontstentenis van mannelijk oir uit het Huis van Oranje-Nassau, gaat de kroon over op de dochters van den Koning door regt van eerstgeboorte.

16. Ook dochters van den Koning ontbrekende, brengt de oudste dochter van de oudste nedergaande mannelijke lijn uit den laatsten Koning, de Koninklijke waardigheid in haar Huis over, en wordt bij vooroverlijden door hare afstammelingen gerepresenteerd.

17. Zoo er geene mannelijke nedergaande lijn uit den laatsten Koning bestaat, erft de oudste nedergaande vrouwelijke lijn, des dat de mannelijke tak voor de vrouwelijke tak, en de oudste voor de jongere, en in iedere tak mannen voor vrouwen en ouder voor jonger den voorrang hebben.

18. Wanneer de Koning zonder nakomelingschap sterft, en er geen mannelijk oir uit het huis van Oranje-Nassau