Pagina:Grondwet voor het Koningrijk der Nederlanden (1887).pdf/3

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

Grondwet
VOOR HET
KONINGRIJK DER NEDERLANDEN.
1887.



Eerste Hoofdstuk.
Van het Rijk en zijn Inwoners.

Artikel 1.

Het Koningrijk der Nederlanden omvat het grondgebied in Europa, benevens de koloniën en bezittingen in andere werelddeelen.

2. De Grondwet is alleen voor het Rijk in Europa verbindende, voor zoover niet het tegendeel daaruit blijkt.

Waar in de volgende artikelen het Rijk wordt genoemd, wordt alleen het Rijk in Europa bedoeld.

3. De wet kan provinciën en gemeenten vereenigen en splitsen en nieuwe vormen.

De grenzen van het Rijk, van de provinciën en van de gemeenten kunnen door de wet worden veranderd.

4. Allen die zich op het grondgebied van het Rijk bevinden, hebben gelijke aanspraak op bescherming van persoon en goederen.

De wet regelt de toelating en de uitzetting van vreemdelingen, en de algemeene voorwaarden, op welke ten aanzien van hunne uitlevering verdragen met vreemde Mogendheden kunnen worden gesloten.

5. Ieder Nederlander is tot elke landsbediening benoembaar.

Geen vreemdeling is hiertoe benoembaar, dan volgens de bepalingen der wet.

6. De wet verklaart wie Nederlanders en wie ingezetenen zijn.

Een vreemdeling wordt niet dan door eene wet genaturaliseerd.

De wet regelt de gevolgen der naturalisatie ten aanzien van de echtgenoot en minderjarige kinderen van den ge naturaliseerde.