Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/132

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

132

vaart is nog druk vogelbezoek in den tuin. Daar hebben goede kinderen ook aan de vogeltjes een oudejaarsavondfeest bereid. Er hangen walnoten aan een lijn geregen, een halve cocosnoot bengelt aan een touw, met latjes voor de vogelvoetjes. Een vinkenpaar, een koolmees en twee pimpels wagen zich in 't kleine groene huisje op den paal, waar in 't bakje lekker voeder ligt.

Even te voren in 't park hadden we elkaar al opmerkzaam gemaakt op hondengeblaf en gejank, een geluid, dat van boven uit de lucht scheen te komen; nu hoorden we 't opnieuw en heel duidelijk. 't Kwam bij vlagen uit 't westen opzetten en verdween hoog in de lucht aan den oostkant boven de weilanden. Dat moesten trekkende vogels wezen. We tuurden omhoog en‚ gewaarschuwd door 't naderend geblaf, zagen we duidelijk een donkere levende, beweeglijke V door de lucht snellen, en daarachter weer een en nog een; een zestal vluchten elk van een tien tot twintig wilde ganzen, vlogen luid schreeuwend over ons heen. Vlak boven ons leken ze wit; ze waren althans lichter dan de lucht, maar ook met den kijker was de kleur niet te onderscheiden. Hun verbazend sterk geluid geleek anders in 't geheel niet op ganzengesnater, het was werkelijk meer een blaffen of janken, vereenigd met 't gegil of getoeter op een hoorn. 't Klonk heusch niet aangenaam en 't is best voor te stellen, dat het indertijd den eenzamen en argeloozen wandelaar wel eens wat huiverig heeft gemaakt, als hij zoo'n onzichtbaren jachtstoet boven zich door de lucht hoorde trekken. Dat de man daarop thuis ging vertellen van de spookachtige "wilde jacht", was hem ook in 't geheel niet kwalijk te nemen; 't is haast zoo rillerig als de legende zelf, die er door ontstaan is. Bürger, die de mythe in dicht heeft gebracht schijnt dat geluid zelf ook ver-