Pagina:In de sneeuw.djvu/24

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
22

Een weinig later bevestigde de ander : „ja, wij waren er — ja! — beiden.“

„En toen hebt gij toch de boomen gemerkt, die dominé moest laten vellen?“ vroeg de zalvende stem.

Dominé viel den sprekers een weinig ongeduldig in de rede: „Daar behoeven wij nu waarlijk niet meer over te spreken; — boomen zijn er in overvloed, en ik liet alles, wat wij voor de reparatie noodig hebben, dáar kappen, vanwaar het hout het gemakkelijkst was weg te halen."

„Maar, — maar, als het u toch niet was aangewezen...?“

„Dat is wel mogelijk: ik ben nog niet geheel op de hoogte van al die kleinigheden, maar me dunkt, het is niet de moeite waard, er zooveel drukte over te maken.“

„Maar,“ — begon er weder een, — „als het nu juist zóo trof, dat de beide aangestelde mannen er bij waren, om dominé aan te wijzen, en dat zij hun boodschap— — —“

„Aanwijzen! — aanwijzen? —“ riep dominé geërgerd, — „geen van beiden heeft een woord over „aanwijzen“ gesproken. Ik sprak eenige