Pagina:Kautsky 1900 nl Economische Theorie Marx.djvu/168

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 

HOOFDSTUK VII.

HET EINDE DER KAPITALISTISCHE
PRODUCTIEWIJZE.

 

 

Wij hebben het slot bereikt van de uiteenzetting der kapitalistische productiewijze, die wij aan de hand van Karl Marx gepoogd hebben te geven.

Wij hebben gezien dat de primitieve productiewijze op gezelschappelijken, planmatig georganiseerden arbeid berust, en noodzakelijk maakt dat de productiemiddelen en de producten gezelschappelijk eigendom zijn. De producten worden zeer zeker verdeeld en daardoor individueel eigendom, maar slechts voor zoover zij gebruiksvoorwerpen voor de enkelingen zijn. Als onmiddellijke opbrengst van den gezelschappelijken arbeid vallen de producten allereerst aan de maatschap toe.

Deze productiewijze wordt verdrongen door de eenvoudige warenproductie van onafhankelijk van elkaar werkende private arbeiders, van welke ieder met aan hem zelf toebehoorende productiemiddelen producten voortbrengt, die dan, zooals vanzelf spreekt, ook zijn privaat eigendom zijn.

Maar uit de eenvoudige warenproductie ontwikkelt zich de kapitalistische warenproductie. In de plaats van de onafhankelijk van elkaar produceerende afzonderlijke arbeiders komen groote geconcentreerde arbeidsbedrijven, elk onafhankelijk van de andere produceerend en elk waren produceerend, maar elk inwendig tot planmatige gezelschappelijke productie georganiseerd. Daar deze groote kapitalistische bedrijven tegenover elkaar staan als warenproducenten, blijft in hun wederzijds verkeer de warenruil gelden en daarmee het eigendomsrecht der eenvoudige warenproductie, het particulier eigendom van productiemiddelen en producten.

Maar daarmee is ook het particulier eigendom in zijn tegendeel veranderd.