Pagina:Marcellus Emants - Een nagelaten bekentenis (1894).djvu/134

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

drinken zal hij wel. De onoverwinnelijke neiging zit hem even goed in het bloed, als bij een ander de liefhebberij van dat bloed om kalk af te zetten in zijn gewrichten of steentjes in zijn blaas. Met al zijn wilskracht, al zijn intelligentie zal hij niets uitrichten. Zo'n neiging is in de regel een erfdeel. Om de erfenis te kunnen veranderen of vernietigen kom je te laat. Niet de erfgenaam, maar de erflater had hervormd moeten worden. Leer een hond schapen hoeden en zijn jongen moeten schapen hoeden. De contrôle van je verstand? Denkt u, dat ik zo'n leegloper, zo'n mensenhater, zo'n misgewas zou wezen, als mijn verstand wat minder machteloos was gebleken tegenover mijn neigingen en zwakheden? 't Is waar, ik ben geen advocaat, geen dominee, geen ingenieur, zelfs geen artiest! Niet één titel bewijst, dat ik aanspraak mag maken op een verstand. Toch durf ik beweren er een te bezitten, dat bij buien helderder is dan het verstand van een hoop zogenaamd zeer bruikbare mensen. Toch ben ik me bewust dat verstand gebruikt en ontwikkeld te hebben in elk ogenblik van mijn leven, als niet de nevelen van mijn zenuwzwakte mijn hersenen in duisternis hulden. En wat heeft nu dit verstand me gebaat? Dat ik in heb gezien een beroerde uitzondering te zijn op een miserabele regel. Mijn begeerten zijn zowat allemaal verkeerde, perverse en om de dingen, die een gewoon mens gelukkig kunnen maken—zonder dat ze hem of een ander kwaad doen—geef ik geen zier. Ik heb in mijn leven—met één uitzondering—altoos dingen gedaan, waarover ik, volgens de gewone moraal, berouw moest voelen. Welnu, ik beken ronduit, dat ik integendeel misschien wel over die éne uitzondering, maar zeker nooit over mijn andere daden werkelijk berouw heb gehad. Eigenlijk is zelfs dat niet helemaal waar, want het heeft me wel degelijk berouwd, dat ik uit lafheid mijn verkeerde neigingen nooit eens goed heb bot gevierd. En als ik nu maar een van die volkomen ontaarde naturen was, wier ganse denkvermogen in dienst staat van hun verkeerde aandriften; maar dat is ook al weer het geval niet. Ik verafschuw me zelf;

130