Pagina:Max Havelaar of de Koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy (vyfde druk).djvu/102

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
90

ben. Later evenwel, toen Havelaar hem meermalen hetzelfde zeide, zag hy in hoeveel groots en edels er was in die vreugde.


Havelaar en Verbrugge namen plaats by de tafel, en onder ’t gebruiken van thee over onbeduidende dingen sprekende, wachtte men tot Dongso den resident kwam berichten dat de versche paarden waren voorgespannen. Men pakte zich zoo goed mogelyk in den wagen, en reed heen. Door ’t hotsen en stooten viel ’t spreken moeielyk. Kleine Max werd rustig gehouden met pisang (38) en zyn moeder die hem op den schoot had, wilde volstrekt niet bekennen dat ze vermoeid was, als Havelaar aanbood haar van den zwaren jongen te ontlasten. In een oogenblik van gedwongen rust in een moddergat, vroeg Verbrugge den resident, of hy met den nieuwen adsistent-resident reeds gesproken had over mevrouw Slotering?


— M’nheer. Havelaar. Heeft. Gezegd.

— Welzeker, Verbrugge, waarom niet? Die dame kan by ons blyven. Ik zou niet gaarne…

— Dat. Het. Goed. Was. sleepte de resident er met veel moeite by.

— Ik zou niet gaarne myn huis ontzeggen aan een dame in háár omstandigheden! Zoo-iets spreekt vanzelf…niet waar, Tine?


Ook Tine meende dat het vanzelf sprak.


— U heeft twee huizen te Rangkas-Betoeng, zei Verbrugge. Er is ruimte in overvloed voor twee familien.

— Maar, al was dit zoo niet…

— Ik. Durfde. Het. Haar.

— Wel, resident, riep mevrouw Havelaar, er is geen twyfel aan!

— Niet. Toezeggen. Want. Het. Is.

— Al waren ze met hun tienen, als ze ’t maar voor lief nemen by ons.

— Een. Groote. Last. En. Zy. Is.