Pagina:Mengelingen Deel 1.pdf/45

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— 43 —

Men stemt een’ harptoon aan, die door de wolken dringt.
Vijf Barden treeden voort met beurtelingsche zangen,
En rukken Fingals zoon de tranen op de wangen.
Hoe storten ze in zijn’ lof hun zielen vlammende uit!
De harpsnaar andtwoordt, en versmelt zich in ’t geluid!
De vrede werd hersteld, de blijdschap kent geen zorgen:
De nachtrust ademt vreugd: de vreugd verrast den morgen;
Men weet van wapenkreet noch glinstring van geweer:
De blijdschap is volmaakt, want Rothmar is niet meer.

Ik hief den treurzang aan op Fovargormoos sneven,
Wanneer men ’t jeugdig lijk aan de aarde weêr zou geven.
De grijze Krothar stond by ’t plechtig rouwgebaar,
Maar niemand werd een zucht van ’t lijdend hart gewaar.
Hy voelde naar de wond des Jonglings, en hy beefde:
Hy vond haar in de borst, en al zijn vreugd herleefde!
Hy kwam en sprak mij aan: « Mijn zoon, ô Oorlogsheld,
» Is vroeg, maar niet onteerd, noch zonder roem geveld.
» De Jongling vlood niet, neen! Hy heeft den dood bejegend
» Als Krijgsman, onverwrikt en strijdende. — Gezegend,
» Die sneuvelde in zijn jeugd, met zulk eene eer gekroond!
» Geen lafaart, die hem ooit in ’t siddrend aanschijn hoont.
» Zijn lof zal heinde en verr’ van alle lippen vloeien!
» De traan van ’t Maagdlijk oog zijn overschot besproeien!
» Maar ach! de Grijzaart welkt gelijk een dorre loot:
» De glorie van zijn jeugd vergaat reeds voor zijn dood.
» Hy sneuvelt onbemerkt, van al wat leeft vergeten.
» Zijn lijk wordt onbescheid in ’t eenzaam graf gemeten.
» Zijn grafzerk hoort geen klacht, maar ’t hupplen van de vreugd!
» Gezegend, die met roem mocht sterven in zijn jeugd ! » —

1803.