Pagina:Multatuli - Ideën I (herzien 1879).djvu/20

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
8
Ideen van


heeft by onjuistheid, d, i, de meerderheid.


15. Een hollandsche moeder keurt de fransche gewoonte af, kinderen te doen zogen door ’n gehuurde vrouw. Ook ik vind dit afschuwelyk.

Een hollandsche moeder voelt zich diep ongelukkig als zy door zwakte of krankheid wordt verhinderd «geheel moeder» te worden door met zichzelf het kind te voeden waarvan ze door ’t baren «moeder werd voor ’n deel.»

Maar vaders zenden hun kinderen naar school.

Zoo ver wetenschap staat boven onkunde, zoo ver idee staat boven stof, zoo ver geest staat boven lichaam. . .

Zóó ver staat ’n hollandsche vader beneden die fransche moeder.

Van force majeure spreek ik niet.

Een moeder die geen voedzaam zog heeft, is ongelukkig.

Een moeder die voedzaam zog heeft, en haar kind besteelt door dat voedsel terugtedringen in de teleurgestelde klieren, is misdadig.

En een vader die ’t menschmaken van z’n zoon uitbesteedt tegen zooveel in de maand. . .wèl, zoo’n vader moest ’n fransche vrouw getrouwd hebben.


16. Als ik ’t woord «ziel» noem, doe ik dat by wyze van spreken. Als ik iets stel tegenover stof, doe ik dat by wyze van spreken. Als ik zeg «God» doe ik dat by wyze van spreken.

Want ik weet niet wie God is. Ik weet niet wat ziel is. En wat er is buiten stof, weet ik niet.


17. Ik weet zeer weinig. En ’t smart me zóó, dat ik waarlyk geloof aanspraak te hebben op meer. En daarom wou ik zoo graag onsterfelyk wezen. [1]

— Juist, zeggen zy die onsterfelykgeleerdheid maakten tot ’n beroep, juist dat verlangen is ’n bewys voor uw onsterfelijkheid. . .

— Ei, ik heb vurig verlangd naar véél zaken die toch. . .

— Misschien waren ze niet goed voor u.

— Dat is mogelyk. Als ik nu maar zeker was dat de onsterfelykheid goed voor me wezen zou.

  1. Die wensch komt me nu kinderachtig voor. Zie 149, 150, 151, 152, 157.


18. Eens-voor-al, het woordjen: is, gebruik ik tot verkorting van «zou misschien, als ik me niet bedrieg, en u waarschuwende tegen m’n neiging tot scheefzien, kunnen wezen.»