Pagina:Multatuli - Verspreide stukken - Zesde druk (1879).pdf/54

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
46
Brief aan Ds. Francken.


schelykheid en recht ten doel had, en dat er niets te winnen viel voor hun geloof, hebben ze my alleen gelaten en gemeene zaak gemaakt met:

Behouders, Liberalen, mannen van de beurs,
En van de balie of den kansel! Kontraktanten
En vry-arbeiders! Oppozitie en ministers!
Met leden van de Tweede-Kamer in den Haag…
En wie er rusten kan, na slecht regeeren…

Ja, en vooral met den edelen Schmoel!


Aan den schrijver van »Max Havelaar.”

WelEdele Heer!

Met levendige belangstelling heb ik kennis genomen van uw geschrift; niet maar alleen, ja! niet in de eerste plaats als uitstekend litterarisch product, maar vooral omdat mij èn als Nederlander èn als Christen de toestand onzer koloniën ter harte gaat. Doch juist, omdat het u niet maar te doen was om een boek te schrijven; dat gij veeleer wenscht de oogen te openen voor schromelijke misbruiken in het koloniaal regerings-organisme, [1] en harten te stemmen tot een werkzaam medelijden met de


  1. (Noot van 1875.) „Misbruiken?” Ja! „In het organisme der Regeering?” Neen! Het organismus van ’t Nederlandsch bestuur in Indie was bewonderenswaardig vóór de baarsche inmenging der Tweede-Kamer, vóór het tal van desorganizeerende wetten waarmee we werden opgescheept door ’n half dozyn onbekwame — en vooral: niet intègre! — ministers, vóór den invloed van allerlei ziekelyke en belangzuchtige filanthropie! Bewonderenswaardig, zeg ik, en — na de katholieke hierarchie altoos — een der schoonste politische kunstgewrochten die de Geschiedenis oplevert. (Men zie hierover: Nog-eens Vrye-Arbeid, Delft by J. Waltman Jr.) Het boek Havelaar was, als Havelaar’s daad, ’n protest tegen ’t moedwillig vernielen van dat organismus door ’n plichtverzuim dat in medeplichtigheid overging. Er werd geroofd en gemoord. Dáártegen verzette ik my naar den eisch en binnen de grenzen myner instruktie. Ik zie niet in dat dit iets te maken heeft met Regeerings-