Pagina:Ornithologia Neerlandica 1.djvu/20

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
XII
UITWENDIGE DEELEN VAN HET VOGELLICHAAM.

De snavellengte wordt eveneens met een passer gemeten en is in het algemeen de afstand tusschen den voorrand der inplanting van de voorhoofdsvederen en de punt van den snavel.

De lengte van het loopbeen is de afstand tusschen de holte aan de achterzijde van het hielgewricht en de voorzijde van het gewrichtsvlak voor den middenteen; ook deze wordt met den passer gemeten.

Waar in de beschrijving van het vederkleed gesproken wordt van oud ♂ en oud ♀, is steeds het vederkleed bedoeld, dat de vogels dragen kort vóór of in den broedtijd, het zoogenaamde bruilofts- of prachtkleed.

Voor aanduiding der seksen zijn de gebruikelijke teekens, ♂ = mannetje en ♀ = wijfje, gebezigd.

Achter den Nederlandschen naam is op iedere plaat de schaal, waarop de figuren geteekend zijn, aangegeven.