Naar inhoud springen

Pagina:Reize door de majorij van 's Hertogenbosch.djvu/124

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
(112)

Van Tilburg ging ik over Goirle, hier gewoonlijk Gool genoemd, naar Hilvarenbeek. Dit Dorp is zeer ſchoon bebouwd, en gansch niet onaartig, wijl de huizen rondöm een groot vierkant Plein zijn gelegen; het pronkt met eene ſchoone Kerk en ſchoonen tooren, welke met een Klokkenſpel voorzien is, dit is al iets, waaröp mijne aandacht viel, dewijl ik mij niet kan herïnneren, dat 'er ergens een Dorp is, het geen een Klokkenſpel bezit. Te Hilvarenbeek wierd de geleerde J. Goropius geboren. Denklijk ontleend dit Dorp zijnen naam van een aartig beekjen of riviertjen, het welk 'er langs ſtroomt, en de Hilver of Hulver genoemd word. – Van hier wandelde ik over Laage Mierde naar het ſchoone Dorp Bladel, niet ver van de Brabandſche grenzen gelegen. Dit Dorp zou, volgends onzen Martinet, het oude Bladelle zijn, het geen door Keizer Karel den Eenvoudigen, in de tiende eeuw aan Dirk, Graaf van Holland, wierd geſchonken. – In de Rijmchronijk van Melis Stoke leest men ook:

Ghegeven in ons Heren iaer
Achte hondert en daer naer
Driwerf twinticb en drie mede,
Tote Bladele tere ſtede,
Dat een Dorp is ende ſo heet,
Neghen daghe, als ment weet,
Voor midde zomer ſinte Jans dach
Als fine gheboernesſe lach.

Doch