Naar inhoud springen

Pagina:Reize door de majorij van 's Hertogenbosch.djvu/52

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
(40)

deelen kunnen dwaalen en het geheel niet, ô hoe ſchoon redeneert dit! – Petrus is nooit te Romen geweest, dus kon hij 'er geen Bisſchop of Paus weezen, en al ware dit, dan is het nog niet beweezen, dat de Paus zijn opvolger is. – Mij dunkt, dat de Roomſchen moesten zien, dat hun Godsdienst bijna den bodem is ingeſlagen; de Paus is reeds uit Romen weg, en als de oude Vader eens ſterft, zal 'er denklijk geen andere komen; is dan het hoofd weg, dan zal de ſtaart niet veel meer weezen." – Ik vergat hier mijn voomeemen, om mijnen Godsdienst aan niemand bekend te maaken, mijne redeneeringen deeden mij genoeg als een' Proteſtant kennen. – In het vervolg zal ik mij wel wachten, om over eenig godsdienſtig verſchil mij uit te laaten, intusſchen had ik mij al weêr bedroogen in mijnen, zoo ik meende, openhartigen en verdraagzaamen man. – Welk een ſterk bewijs gaf mij dit geſprek voor die waarheid: dat ingezoogene denkbeelden en vooröordeelen, ſchoon nog zoo ongerijmd, den meesten bijna altijd bijblijven, en in het ſtuk van geloof, vooräl als hetzelve een blind geloof is, niet gemaklijk kunnen verborgen gehouden worden. – Zoud Gij, mijn Vriend! dit wel verwacht hebben van een' man, die van te vooren zóó gul, zóó openhartig redeneerde; – Ik altoos was verſtomd door verwondering, en wist niet, of ik mijne ooren gelooven zoude of niet. – Ik ſtond op, klopte mijn pijp uit, betaalde en ging heen. – Op mijne ka-

mer