Pagina:Smeekschrift der Edelen (1566).pdf/1

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Smeekschrift der Edelen


"Mevrouw ! het is kennelijk genoeg, dat door de gantsche Christenheid altoos ten hoogsten vermaard is geweest, en als noch is, de groote getrouwheid van de Nederlanders jegens hunne Heeren en natuurlijke Prinsen, waar in de Adel ten allen tijde den voorrang hadt, als die nooit goed of bloed gespaard heeft, om hunne grootheid voortestaan en te vermeerderen; waar in wij, de ootmoedigste onderzaaten van zijne Majesteit, gewillig zijn altijd meer en meer te volharden, zoo dat wij ons dag en nacht gereed houden, om Dezelve met onze lichaamen en goederen op 't ootmoedigste te dienen: en ziende, in welken staat de zaken tegenwoordig staan, hebben wij liever een weinig ondanks ons op den hals willen halen, dan voor uwe Hoogheid zulke dingen verzwijgen, die naderhand tot ondienst van zijne Majesteit zouden kunnen strekken, en den vrede en ruste van deze landen te gelijk verstoren;