Pagina:Smeekschrift der Edelen (1566).pdf/7

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

kunnen beschuldigd worden, het dreigend kwaad verzwegen te hebben. Wij nemen, derhalven, God, den Koning, uwe Hoogheid en haaren Raad, mitsgaders ons geweten, tot getuigen, dat wij hier in gedaan hebben, 't gene goede en oprechte dienaars en getrouwe onderzaaten van den Koning past, zonder in 't minste onzen plicht te buiten gegaan te zijn; waarom wij des te vuuriger bidden, dat uwe Hoogheid 'er op gelieve te letten, eer 'er meer onheil van kome, en gij zult wel doen".