Pagina:Stijl vol 01 nr 01 p 001-006.djvu/4

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

in de bouwkunst of beeldhouwkunst onmogelijk is. Hierdoor kan de schilderkunst het zuiverst „beeldend” zijn.
De vrije plaatsing van het beeldingsmiddel is het bizondere voorrecht der schilderkunst; de zusterkunsten, de beeldhouwkunst en de bouwkunst, zijn daarin minder vrij. De overige kunsten zijn zelfs minder vrij in de verwerking van het beeldingsmiddel: — de muziek is steeds gebonden aan het geluid, hoe het ook als „toon” moge verstrakt worden, de toneelspeelkunst heeft zijn natuurlijken vorm en ook het geluid, zelfs het woord van noode — de woordkunst, ten slotte, uit zich door het woord, dat sterk het individueele naar voren brengt.

De schilderkunst is tot consequente verstrakking, verinnerlijking, van de beeldingsmiddelen in staat, zonder het gebied van de beeldingsmiddelen te overschrijden. De nieuwe beelding in de schilderkunst blijft zuiver schilderkunst: het beeldingsmiddel blijft vorm en kleur — in de meeste verinnerlijking; de rechte lijn en vlakke kleur blijven zuiver schilderkunstige beeldingsmiddelen.

Ondanks alle verschil in uitdrukking, wordt, bij gevorderde cultuur van den geest, alle kunst, hoe dan ook, meer en meer beelding in bepaaldheid van evenwichtige verhouding: evenwichtige verhouding toch, beeldt het zuiverst het universeele, de harmonie, de eenheid, eigen aan den geest.
Evenwichtige verhouding is dàtgene, waardoor de eenheid, de harmonie, het universeele, zich beeldend uit in de onderscheidenheid, in de veelheid, in het indiviueele, — in het natuurlijke. Indien we ons op evenwichtige verhouding concentreeren, kunnen we dus in het natuurlijke eenheid zien. Evenwel komt in het natuurlijke de manifestatie der eenheid slechts gesluierd naar voren. Hoewel zij in het natuurlijke niet tot exacte uitdrukking komt, kan toch alle verschijning tot die manifestatie gereduceerd worden. De exacte uitdrukking der eenheid kàn dus gebeeld worden, zij mòet gebeeld worden, daar zij in de zichtbare werkelijkheid niet aanschouwelijk is.

Beeldt evenwichtige verhouding zich in het natuurlijke door stand, afmeting en waarde van natuurlijken vorm en kleur, „abstract” beeldt zij zich door stand, afmeting en waarde van rechte lijn en rechthoekig (kleur)vlak.
In het natuurlijke kunnen we waarnemen dat alle verhouding beheerscht wordt door een oerverhouding: die van het uiterste eene en het uiterste andere.
De abstracte beelding van verhouding nu, beeldt deze oerverhouding in bepaaldheid door tweeheid van stand, welke rechthoekig op elkander is. Deze verhouding van stand is de meest evenwichtige, omdat daarin de verhouding van het uiterste eene en het uiterste andere in volkomen harmonie uitgedrukt is en alle andere verhoudingen inhoudt.
Zien we deze twee uitersten als manifestatie van het innerlijke en het uiterlijke, zoo vinden we in de nieuwe beelding de band van geest en leven niet verbroken — zoo zien we de nieuwe beelding niet als de ontkenning van het volle leven: dan zien we haar als de verzoening van de dualiteit van stof en geest.