Pagina:Stijl vol 01 nr 12 p 140-147.djvu/1

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

[auteursrechtelijk beschermd tot 1-1-2043]

DE NIEUWE BEELDING IN DE SCHILDERKUNST.

DOOR PIET MONDRIAAN.

XI. NATUUR EN GEEST ALS VROUWELIJK EN MANNELIJK ELEMENT (SLOT).

Het uiterste ééne en het uiterste ándere, dat in de Abstract Reëele Schilderkunst tot beelding komt (zie inleiding blz. 4), kunnen we zien als uiterlijkheid en innerlijkheid. als natuur en geest, als het individueele en het universeele, maar ook als het vrouwelijk en mannelijk element 1). En, ook ten opzichte van de kunst, is het van belang de dualiteit van alle leven als zoodanig te zien, daar deze dualiteit dan van de zijde van het leven zelf aanschouwd en zoo dus de eenheid van leven en kunst in ons gereleveerd wordt. Omgekeerd, wordt weder het begrip van het vrouwelijk en mannelijk element, zooals zij zich in het leven openbaren, levend in ons door deze elementen beeldend te zien. Al wat omtrent uiterlijkheid en innerlijkheid in beeldende verschijning (in de Nieuwe Beelding) aanschouwelijk wordt, verduidelijkt ook tevens de verhouding en den inhoud van het vrouwelijk en mannelijk element — ook in het leven.
Treedt in de Nieuwe Beelding de inhoud van het nieuwe tijdsbewustzijn (meerder evenwicht in de dualiteit van alle leven) in bepaaldheid naar voren, zoo treedt in die zelfde bepaaldheid naar voren hetgeen dit evenwicht in het leven mogelijk maakt: de Nieuwe Beelding toont op welke wijze daartoe het vrouwelijke element zich verhouden moet tot

140